Twee jaar geleden is het intussen dat Allah-Las met hun zonnige garagerock de zomerstranden bestormde. De titel van hun nieuwe plaat kan in ieder geval als intentieverklaring worden opgevat.
Zeggen dat het geluid van Allah-Las wat tegen de jaren 60 en de Nuggets-verzamelplaat (1965-‘68) in het bijzonde aanleunt, is een even grote deur intrappen als stellen dat de relaties tussen de Europese Unie en Rusland een beetje bekoeld zijn. De groep rockt alsof The Seeds (1966) nog steeds even hard pushen als vroeger en Roky Ericksons (1966) hersenen niet al lang weggekatapulteerd zijn naar een melkwegstelsel ver van hier zijn. Liggend in de zon met vrienden garagerock spelen is zeker een leuker tijdverdrijf dan de garage verven, maar wat levert al dat amusement nu op voor de luisteraar?
Een woord dat vaak door het hoofd schiet bij het beluisteren van Allah-Las’ tweede worp Worship The Sun is ‘obligaat’. De genreconventies vliegen je om de oren en met wat puzzelwerk kan je zo een plaat van Count Five (1966) of The Seeds samenstellen. Nerdy jaren 60-platenverzamelaars kunnen dan weer een namiddag plezier beleven aan het reconstrueren van de platenkast van de groepsleden. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn en gelukkig komt Allah-Las met hun behendig jat-, knip- en plakwerk beter weg dan bijvoorbeeld Temples eerder dit jaar.
Met “De Vida Voz” grijpt een snedige fuzzgitaar je onmiddellijk bij de lurven, maar meteen daarna neemt een springerige tokkel het verder over, waarna het lustig over en weer hoppen een aanvang kan nemen. Ook in de nummers die volgen gaat het tempo niet omlaag: “Had It All” en “Artifct” doen met hun puntige gitaren wat West-Coast zomernummers moeten doen. Het laatste nummer bevat daarbij zelfs de verplichte ‘twee-noten-gitaarsolo’. Daarna komt de groep echter aanzetten met de meer door surfmuziek beïnvloede instrumental “Ferus Gallery”, een song die de jongens van Allah-Las beter achterwege hadden kunnen laten. De gitaarriff die de groep hier bovenhaalt is te zoutloos om lang te boeien en de solo’s die hier en daar opduiken doen het tij helaas niet keren. De andere instrumentale nummers (het slaperige en van een mooie slidegitaar voorziene “Yemeni Jade” en “No Werewolf”) bevatten iets meer geïnspireerde ideeën om wel een heel nummer te blijven boeien, maar ergens blijft toch de gedachte hangen dat de groep de drie composities mits wat meer tijd en inzit toch tot volwaardigere gehelen hadden kunnen kneden. Maar de zonsondergang wacht natuurlijk niet, en tant pis als de songs dan nog niet af zijn.
Ook “Buffalo Nickel”, “Follow You Down” en “Every Girl” klinken alsof ze op een strandfeestje in San Francisco bij elkaar gejamd zijn. De songs missen genoeg verslavende hooks om lange tijd tussen de twee oren te kamperen, maar als achtergrondmuziek bij het nietsdoen zijn de nummers wel uiterst geschikt. Allah-Las doet er echter ook goed aan op bepaalde nummers hun blikveld wat te verruimen en niet in het gararockstraatje te blijven hagen. Op “Nothing To Hide” en de titeltrack bedrijft de groep loom de liefde met Younger Than Yesterday (1967) van The Byrds, en op “Better Than Mine” doet de combinatie van een hevig jengelende gitaar en een slidegitaar dan weer eerder aan The Notorious Byrd Brothers (1968) denken. Het très staccato gedebiteerde “501-415” schuurt in de verte zelfs wat tegen The Mothers Of Invention ten tijde van Freak Out (1966) aan, uiteraard zonder daarbij aan de enkels van de besnorde grootmeester te komen. Dit alles brengt wat broodnodige afwisseling en zorgt ervoor dat het plaatje makkelijker volledig in een ritje uit te zitten is.
Tijd voor de optelsom: 1×1965, 5×1966, 2×1967 en 2×1968. Het is met andere woorden vrij duidelijk in welk tijdvak Allah-Las het liefst zou rondhangen. Worship The Sun bevat gelukkig te veel goede vondsten en hooks om de groep als een zoutloze kopie te kunnen neerzetten. De groep is dan ook een ideale, moderne voordeur voor iedereen die zich wat in de muziek van de jaren 60 wil verdiepen. De luisteraar heeft na dit plaatje in ieder geval een goed gevuld boodschappenlijstje aan invloeden om mee naar de platenboer te trekken.