In 2004 kwam Man on Fire uit, een actieprent waarin Denzel Washington John Creasy speelt, een gepensioneerde CIA-agent die een bloederig spoor door de Mexicaanse onderwereld trekt om een gekidnapt meisje (gespeeld door toenmalig kindsterretje-van-de-week Dakota Fanning) terug te vinden. In The Equalizer vertolkt Washington de rol van Robert McCall, een gepensioneerde CIA-agent die een bloederig spoor door de Russische maffia trekt om de brutale mishandeling van een tienerhoertje (gespeeld door jong-veulen-van-de-week Chloë Grace Moretz) te wreken. En de synopsis is niet het enige aan The Equalizer dat we al eerder gezien hebben.
Ere wie ere toekomt, in een ver verleden zijn wij nog een paar weken fan geweest van Man on Fire. Akkoord, de prent zag eruit als een slechte LSD-trip en eindigde een beetje teleurstellend, maar toch. De ijskoude oneliners die Washington en Christopher Walken debiteerden maakten veel goed. “Creasy’s art is death… and he’s about to paint his masterpiece.” En dat in die lijzige stem van Walken – nog steeds een steengoede samenvatting van wat een B-film moet zijn. The Equalizer maakt al snel duidelijk dat het niet meer wil zijn dan dat: een entertainend tussendoortje in de geest van Taken en consorten. Alleen slaagt regisseur Antoine Fuqua (op de filmposters geroemd als regisseur van Training Day, maar laten we vooral niet vergeten dat ie ook verantwoordelijk is voor Olympus Has Fallen) er nooit in om de toon juist te krijgen. Nu eens overdreven dramatisch, dan weer onnodig wreed – The Equalizer zwalpt alle kanten op.
Washington speelt dus McCall, een man van middelbare leeftijd die in de Bostonse variant van de Gamma werkt. McCall is een goedzak van formaat. Hij helpt zijn collega Larry gewicht verliezen, grapt heen en weer met de high school dropouts op het werk en kletst met Russische tienerhoertjes in de plaatselijke diner. Het is een van die hoertjes, Alina, die de bal na veertig minuten eindelijk aan het rollen brengt. Ze duikt niet meer op in de diner en McCall ontdekt al snel dat het meisje het ziekenhuis in is gemept door haar pooiers. Het vergt niet al te veel verbeelding om te bedenken hoe het verhaaltje afloopt. McCall doodt de pooiers en maffiabaas Pushkin laat een specialist (Marton Csokas als Teddy – ook niet de eerste keer dat die een psychotische Rus moet spelen) overvliegen om de zaak recht te trekken. Enfin, de hele kwestie loopt een beetje uit de hand. Gelukkig zijn die CIA-agenten op rust nogal taai (zie ook Bruce Willis in R.E.D.) en heeft McCall niet al te veel problemen met het legertje hitmen dat op hem af wordt gestuurd.
De liefhebbers van het betere B-werk geven ons vast gelijk als we zeggen dat zulks best een leuke film kan opleveren. Denk aan klassiekers als Die Hard en Lethal Weapon. Eerste en belangrijkste voorwaarde voor een goede B-film is nog altijd: snedigheid. Spitse dialogen, een lekker strak tempo en een ontploffing of zes. Meer moet dat niet zijn. Driewerf helaas, al dat moois ontbreekt in The Equalizer. Het tempo van de film ligt ontstellend laag, met een aantal overbodige subplots, te lang uitgesponnen shots en tal van overbodige scènes. Een voorbeeld: Fuqua gebruikt de regel van drie om het publiek duidelijk te maken dat een personage een bepaalde karaktertrek heeft. Zo zien we McCall drie keer vigilante-achtige kunstjes opvoeren en moet baddie Terry in drie verschillende scènes laten zien hoe slecht hij wel. De dialogen lijken nergens naar, met als triest hoogtepunt de confrontatie tussen McCall en Terry die niet alleen drie keer langer duurt dan zou moeten, maar ook twee plotlijnen uitzet die nooit opgelost worden en ons opzadelt met de onvergetelijke levenswijsheid dat flesdopjes er enkel zijn om weg te gooien. Dat verklaart in elk geval Terry’s psychopathische trekjes; de man heeft duidelijk te veel cola zonder prik gedronken. Soit, die ontploffing zit er dan weer wel in, beter dan niks.
Over ontploffingen gesproken, in die compleet over the top scène komt het uitermate schizofrene karakter van The Equalizer op de proppen. Aan de ene kant is de film een wrak dat zich tergend traag richting tot op het shot voorspelbaar einde sleept en aan de andere kant is het een halfpsychotische slasher die McCall minstens even bloeddorstig afschildert als Charles Bronson in Death Wish. Zo spelen shotglaasjes en kurkentrekkers een hoofdrol in zijn eerste confrontatie met de Russische gangsters en maakt hij in de finale gebruik van zo ongeveer elk doe-het-zelfproduct uit zijn winkel. We nemen aan dat die dualiteit ons iets moet vertellen over de psychologische gesteldheid van McCall, maar daarvoor volstonden de kurkentrekkers – de saaie kant, zoals een scène waarin hij met zijn collega’s baseballt (of, erger nog, een dansje van Gladys Knight & the Pips opvoert), kunnen we missen.
En dan nog. Ook de brutale actiescènes lijden onder een gebrek aan tempo en een clichématige regie. Wat wel voor de film spreekt, is dat Fuqua zo nu en dan interessante dingen doet met zijn camera. Nadeel daarvan is het gebrek aan visuele eenheid in de film. Zo komen er shots aan bod die niet zouden misstaan in de betere slasher, Woody Allen of Breaking Bad-aflevering – alleen zijn dat eenmalige, betekenisloze folietjes die in de volgende scène door een andere stijl vervangen worden. Nogal vreemd, allemaal.
Met zijn lange speelduur (meer dan twee uur) en gebrek aan tempo is The Equalizer een hele uitdaging om uit te zitten. Misschien had deze film baat gehad bij een wat meer ironische aanpak, misschien bij een andere regisseur, of misschien had dit script maar gewoon in de versnipperaar moeten belanden. Toch maar eens kijken of Man on Fire niet op NetFlix te vinden is. “He’ll deliver more justice in a week than ten years of your courts and tribunals.” Da’s wat anders dan dieetadvies.