Wat. Een. Affiche. Alsof één grote naam strikken niet genoeg was, serveerde Bozar op de tweede dag van het Bozar Electronic Arts Festival een hele resem topartiesten die elkaar in sneltempo opvolgden. Hoewel enkele kleppers nog aantreden op zaterdag (Fuck Buttons, Max Cooper), was het vooral deze vrijdag die hoge ogen gooide met zijn line-up.
Toch blijft het een beetje raar, knallende beats in die statige Henry Le Boeuf zaal waar op andere momenten doorgaans stijve klassieke orkesten de plak zwaaien. Kiasmos, het samenwerkingsverband tussen IJslander Olafur Arnalds en Faroereilander Janus Rasmussen, weet zo aanvankelijk niet echt de vonk te doen overslaan op het zittend publiek. In tegenstelling tot Arnalds’ melancholische pianomuziek biedt Kiasmos immers stevige technobeats, gekoppeld aan ijle ambient soundscapes en simpele melodieën. Niet grensverleggend, wel lekker dansbaar (al zijn het slechts enkelingen die opveren uit de stoeltjes). Live vangt het duo helaas nogal weinig aan met het opgenomen materiaal en krijgen we vooral quasi letterlijk de aankomende debuutplaat te horen, met hier en daar een onuitgebracht nummer for good measure.
Het contrast kon nauwelijks groter zijn met Nils Frahm, die erom bekend staat zijn songs als open composities te beschouwen en er live een ferm stuk bij te improviseren. Zelfs nu hij van dat soort optredens een plaat heeft gemaakt, blijven de nummers live nieuwe horizonten verkennen. Leunde het episch openbloeiende “Says” nog redelijk dicht aan bij de versie op Spaces, dan werd “Said And Done” (oorspronkelijk een kort naar Wim Mertens neigend stuk uit The Bells) helemaal uit elkaar gehaald en heropgebouwd in een langgerekte versie voor twee op z’n Steve Reichs om elkaar heen wevende piano’s, waarbij Olafur Arnalds nog een tweede keer de bühne mocht betreden.
Opvallend ook hoezeer de synthesizer domineerde deze keer, met kosmische trips vol arpeggio’s, echo’s en geluidsgolven; Frahm paste duidelijk zijn set aan voor het “elektronische” festival. Hoewel de muziek melodisch enorm voorspelbaar blijft en wel erg (soms iets té) gemakkelijk in het oor ligt, slaagt Frahm er zo live toch steeds weer in om een publiek te begeesteren. Een eerdere keer toen we hem zagen in de AB was dat nog wel wat beter, maar ook in de Henry Le Boeuf zaal wist hij vrij gemakkelijk te bevestigen.
Niks voorspelbaar en ook weinig gemakkelijk in het oor liggend bij de twee volgende artiesten die de bunkerachtige Terarkenzaal omtoveren tot een daverende hellekrocht. Wanneer we binnenwandelden (Frahm was ondertussen nog even een bisnummer bij elkaar aan het tinkelen) had Tim Hecker zijn ondoordringbare wall of sound al opgetrokken. Een traag voortschrijdende aardverschuiving van klanken, melodische akkoorden en vage ritmes komt vrij uit de laptop van Hecker. Hoewel het lawaai nog relatief beperkt blijft in vergelijking met wat nog komen moet, is Heckers aanpak nog steeds niet erg toegankelijk. Melodische motieven zijn er slechts zelden, en dan nog meestal in verknipte vorm: de enige manier om deze muziek te ondergaan is de onderdompeling, het sluiten van de ogen en de geluidsgolven over zich heen laten stromen. Clichéstelling, maar in dit geval wel absoluut juist, want op het podium viel weinig te zien terwijl wie zijn ogen sloot de muzikale texturen haast kon zien over elkaar heen schuiven als waren het tektonische platen.
Was Hecker al een pak experimenteler dan Kiasmos en Frahm, dan deed Ben Frost daar nog een bulldozerschep bovenop met een lawaaierige kopstoot van een show waarbij oordoppen een conditio sine qua non waren. Eerste teken van leven van op het podium? Een rommelend gekraak. Vervolgens? De losbarstende hel. Hoewel de set volledig bestond uit materiaal van het uitstekende A U R O R A dat Frost dit jaar uitbracht, werden de nummers daaruit veeleer beschouwd als uitgangspunten, kapstokjes om de sonische agressie en totaal losgeslagen energie te kanaliseren in een tot op zekere hoogte ontwarbaar maar in essentie nog steeds chaotisch cataclysme.
Zo werden de percussieve aanzetten van de meest uitgesproken songs op die plaat, “Venter” en “Nolan”, eindeloos langgerekt, alsof je naar het steeds intenser wordend gedender van een traag voorbijrijdende trein zat te luisteren. Wanneer die korte synthesizermelodieën – haast ironische knipogen naar flauwe EDM – opdoken, waren het niet meer dan sirenenlokroepen door een waas van dampende stoom afkomstig van een vulkaanuitbarsting. De extreme dynamiek van de plaat tussen haast complete stilte en overstuurde chaos werd hier wel duidelijk in het voordeel van die laatste beslecht, wat het concert tot een behoorlijke uitputtingsslag maakte. Maar ook hier weer, wie zich volledig liet overrompelen door de sonische lawines van Frost kwam er een muzikale ervaring rijker uit. Ben Frost en zijn twee kompanen (nu ja, die derde speler kwam er enkel aan het einde even bij) speelden veruit de extreemste set van de avond, maar de voldoening ervan was enorm.
Na zo’n indrukwekkend hoogtepunt heb je als luisteraar niet meteen nood aan nog meer. De agressieve drone van Mondkopf werd dan ook maar halfweg geregistreerd door ons moe gebeukt lijf en de afterparty met Powell lieten we simpelweg aan ons voorbijgaan. Hoewel de programmatie nog wel wat strakker kon (Kiasmos had bijvoorbeeld later op de avond in de Terarkenzaal veel effectiever gewerkt, terwijl Ben Frost en zeker Tim Hecker even goed in de Henry Le Boeuf zaal hadden gewerkt, en blijkbaar waren er ook wat problemen met de capaciteit van de Terarkenzaal) kan het Bozar Electronic Arts Festival qua concerten nu al van een meer dan geslaagde derde editie spreken.