Kinderen van de jaren negentig (ondergetekende meegerekend) zullen altijd een boontje hebben voor Hercules. Twee redenen: de Disneyprent uit ’97 en de onvergetelijke live-action televisieserie Hercules: The Legendary Journeys waarin de titelrol, vertolkt door Kevin Sorbo, naast Xena (de Warrior Princess, weetjewel, gespeeld door de onvergetelijke Lucy Lawless) allerlei demonen, monsters en ander gespuis het hoofd bood. Een soort Power Rangers in het Oude Griekenland, zeg maar. Dwayne ‘The Rock’ Johnson, de nieuwe Hercules, zal serieus zijn best mogen doen om die twee toppers te evenaren.
Let wel, we zeggen ‘de nieuwe Hercules’ alsof er tussen de jaren negentig en nu geen talloze pogingen ondernomen zijn om de mythologische held nieuw leven in te blazen. Eerder dit jaar was er bijvoorbeeld nog het teleurstellende The Legend of Hercules, van regisseur Renny Harlin. De Hercules die we in dit artikel bespreken, geregisseerd door Brett Ratner (bekend van de Rush Hour-trilogie) en gebaseerd op de gelijknamige comic van Steve Moore, wil zich van de massa onderscheiden door een onttoverde versie van de klassieke legende te tonen. Hier geen gedoe met goden en halfgoden. Hercules is een simpele, ietwat groot uitgevallen huurling die links en rechts dievenbendes oprolt om zich een stulpje aan de Zwarte Zee te kunnen permitteren. Die quatsch over Zeus en de Hydra en wat nog allemaal dient zijns inziens alleen om zijn imago wat op te poetsen en indruk te maken op een aantal minder onverschrokken bandieten. Als puntje bij paaltje komt trekt de grote held er zelfs niet alleen op uit. Hij wordt vergezeld door een motley crew aan collega-huurlingen die, in de aloude traditie van de avonturenfilm, allemaal hun eigen specialiteit en favoriete wapen hebben. Zo heb je de amazone Atalanta met de boog (Ingrid Berdal), de barbaar met de bijl (Aksel Hennie als Tydeus) en de vingervlugge rogue die zowel met een dolk als met werpmessen overweg kan (Rufus Sewell als Autolycus). Fijne toevoeging aan dat clubje is Ian McShane die de permanent gedrogeerde ziener Amphiaraus vertolkt.
Hercules en zijn kompanen worden ingehuurd door de Thracische edelman Cotys (John Hurt). Die Cotys zit namelijk verwikkeld in een nogal netelige burgeroorlog tegen ene Rhesus (Tobias Santelmann) en heeft de hulp van Hercules en de zijnen nodig om zijn leger strijdklaar te krijgen. Wat volgt is een sandalenprent die dichter aanleunt bij 300 dan bij Clash of the Titans of Immortals. Het bovennatuurlijke element wordt nadrukkelijk op de achtergrond geduwd en ingewisseld voor een meer menselijke inkleuring van de oude mythe. Zo blijkt de vervaarlijke hydra uiteindelijk slechts de naam te zijn van een stel struikrovers die zich tooien in slangenhuiden en is die Nemeïsche leeuw blijkbaar ook niet zo groot als men wel eens doet uitschijnen. Dat mag dan wel betekenen dat Hercules meer tijd spendeert aan het uitvechten van veldslagen dan aan het doden van draken, de toon van de film wordt er niet bepaald minder pompeus door. De kijker wordt om de oren geslagen met tenenkrullende battlefield speeches en al even vreselijke strijdkreten. Wie dan ook stelt dat de film een soort liefdevolle parodie is op het subgenre van de mythologische avonturenfilm, zit er glad naast. Sewell en McShane zorgen voor een beetje comic relief, maar verwacht niet te gaan schuddebuiken. Op het schrappen van elke goddelijke inmenging na is Hercules even zwaar op de hand als elk ander heldenepos. Erg clichématig ook. Zo moet Hercules op het einde ‘de held in zich’ vinden om zijn tegenstanders toch nog te overwinnen – niet bepaald onorthodox voor een avonturenfilm.
Wat het verhaal betreft krijgt u dus niet meer en niet minder dan wat we de voorbije jaren al meer dan eens gezien hebben. Helaas is het op visueel vlak niet veel beter. Waar films als 300 of Immortals nog een eigenzinnige esthetiek hanteren, hoort Hercules thuis in de categorie van de klassiek gefilmde avonturenfilms. De actiescènes zijn weinig interessant, de decors zijn verzorgd maar saai, en ook over de cameravoering valt weinig te zeggen. Het acteerwerk rammelt stevig, met The Rock op kop. De muziek valt zelden op – wat best oké is, want dat wil zeggen dat ze niet stoort. Een ding: we zijn blij dat ze die afgrijselijke remix van Queens of the Stone Age uit de film weggehouden hebben. Dat maakt van Hercules al een intelligentere film dan van 300: Rise of an Empire. De herinnering aan die Black Sabbath-remix bezorgt ons nog steeds schele koppijn. Driewerf helaas: Rise of an Empire had dan weer coole actie en spectaculaire 3D – iets wat van deze Hercules niet gezegd kan worden. Wie zich eens anderhalfuurtje wil uitleven, kan dus beter op wat origineler werk wachten. Het sandalengegeven is namelijk al meermaals veel beter gedaan (zowel de varianten met als die zonder goden en monsters). Pas op, technisch gezien is Hercules geen slechte film. Het is vooral een heel banaal avonturenfilmpje dat je al bent vergeten tegen dat je de zaal uit bent.