“1, 2, 3, 4 / What’s underneath the floor?”. De openingszin van haar tweede album maakt meteen duidelijk dat Mirel Wagner je op When The Cellar Children See The Light Of Day meeneemt op een trip door de duisternis.
Voor haar tweede album maakte de 26-jarige Finse van Ethiopische origine gebruik van het beproefde Bon Iver-procédé. Ze trok zich terug in een hut op het eiland Hailuotu om daar de nummers voor dit album te schrijven. Net zoals de titelloze voorganger wordt dit album gekenmerkt door een schaarse instrumentatie. Buiten de gitaar van Wagner zelf valt er enkel een occasionele cello, piano of harmonium te horen. Het resultaat is een album dat in meer dan een opzicht flink wat raakvlakken vertoont met White Chalk van PJ Harvey. Opvallend is dat er voor de productie een beroep gedaan werd op Vladislav Delay, een muzikant die vooral naam gemaakt heeft in het ambient/techno milieu, wat mijlenver verwijderd is van de intimistische folk die hier geserveerd wordt.
When The Cellar Children See The Light Of Day, de titel alleen al, is een album waar een morbide fascinatie van afdruipt. De hoes van het album heeft niet toevallig veel weg van een bidprentje. In zowat elk van de tien songs op het album sterft er wel iemand of gebeurt er iets wat het daglicht niet mag zien. “Oak Tree”, een van de hoogtepunten, is een knappe murder ballad gezongen vanuit het standpunt van het slachtoffer (“So if you walk in the woods / And you see a big old oak tree / thread carefully, please / ‘cause I’m dreaming underneath”). Ook in “The Dirt” komt Pietje De Dood om de hoek loeren (“You can’t breath the dirt / even if you wanna / but you’ll be in the dirt”). Na vier nummers staat de teller al op drie doden.
En zo gaat het maar door. Of er valt wel ergens een dode in een song, of er wordt een wel heel ongelukkige liefdesrelatie bezongen. De sobere, contemplatieve sfeer van het album maakt dat het een album is dat, ondanks de warme stem van Mirel Wagner, bij momenten wat eentonig aanvoelt. Want dat is meteen ook het probleem van het album. Los van elkaar bekeken zijn de songs best goed, maar samen vormen ze een geheel met net iets te weinig uitschieters.
Zijn er dan geen andere songs die op de een of andere manier toch nog weten op te vallen? Toch wel. Op “The Devil’s Tongue” schakelt Mirel Wagner het tempo een versnelling hoger. “In My Father’s House” is een thematisch buitenbeentje, met zijn verwijzing naar huisarbeid. Doordat er hier knap met de stilte gespeeld wordt — er lijkt een eeuwigheid tussen de gitaaraanslagen te zitten — en er op de achtergrond dreigend wordt geneuried, krijgen we een geslaagde spookachtige sfeer.
When The Cellar Children See The Light Of Day is alles bij elkaar genomen zeker geen slecht album. Integendeel, op geslaagde wijze weet Mirel Wagner de schaduwkant van de midzomernachtdroom op plaat vast te leggen. Maar het gevoel om steeds naar eenzelfde duistere klaagzang te luisteren zonder veel uitschieters, maakt dat het vooral een album is dat wel veel potentieel toont, maar toch net dat ietsje meer in variatie of sterke melodieën mist om het als een echt sterk album te kunnen betitelen.