Dan heb je een contract bij een grote platenfirma, brengt die doodleuk je nieuwe plaat niet uit in België. Pech voor Jenny Lewis, want The Voyager, haar eerste soloplaat sinds Rilo Kiley er het bijltje bij neergooide, is geen volstrekt schot in de roos, maar wel uiterst genietbaar.
Zes jaar lang liet Jenny Lewis niets van zich horen. Of toch niet veel. Rilo Kiley was gesplit, en op een obscure plaat als Jenny And Johnny met vriendje Jonathan Rice na deed ze er het zwijgen toe. Erger nog: het ging eigenlijk helemaal niet goed. Het einde van de groep, die ze er met ex Blake Sennett op na hield, had zijn sporen nagelaten; songs schrijven wilde maar niet vlotten en tot overmaat van ramp overleed haar vader aan een slepende ziekte. Lewis wist niet meer waar ze het had, zeker toen de slaap plots niet meer wilde komen. Nachtenlang vocht de zangeres met insomnia, die maar niet wilde wijken. Tot ze bij haar oudere zus introk, en samen kijken naar het boksen op televisie eindelijk soelaas bracht. En toen was er ook Ryan Adams. Via Twitter werd de countryheld vastgelegd als producer, en zie: onder zijn harde hand kwamen de songs als vanzelf.
Tot zover de voorgeschiedenis, hier staan we dan. The Voyager, Lewis’ derde soloalbum heeft dan toch eindelijk het daglicht gezien. En wat opvalt: dit ligt dichter bij Under The Blacklight, het laatste en beste teken van leven van Rilo Kiley, dan bij ouder solowerk als Rabbit Fur Coat (met The Watson Twins) of Acid Tongue. Hier geen country of flauwe bluesrock, maar een plaat die onbeschaamd pop is, al blijven sporen van die traditionelere genres op de achtergrond hangen.
In “Late Bloomer”, bijvoorbeeld; niet meer dan een gemoedelijke countryrocker die pas onweerstaanbaar wordt wanneer Lewis haar stem in de break de vrije teugels geeft over de voortdrijvende beat. Het is verhalen vertellen; iets waar de zangeres nooit echt slecht in was. Ze heeft het oog van een observator, de vroegrijpe meid die als kindacteur in Hollywood meer zag dan ze moest, en hier moeiteloos de plaats van haar antipode inneemt; een meisje dat wat achterop hinkt en dringend ingewijd moet worden in het echte leven.
Persoonlijker wordt het in opener “Head Underwater”, over die slapeloze nachten, en in de gemoedelijk wiegende single “Just One Of The Guys” overpeinst de ondertussen zesendertigjarige Lewis haar biologische klok: “There’s only one difference between you and me / When I look at myself all I can see / I’m just another lady without a baby”.
Het is fris, met zijn aanstekelijke melodie; het is pop. En dat is waar The Voyager op zijn best is. “She’s Not Me” drijft de West Coastfixaties van Under The Black Light nog verder, injecteert het met een gezonde dosis eightiesklanken, en het resultaat is een meeslepende ballad die in het decennium van neon voor nogal wat gevulde dansvloeren had gezorgd. Ook “The New You” is vergelijkbaar instant-meefluitbaar hitparadevoer dat bewijst dat Lewis haar mojo terug heeft.
Jammer dus dat The Voyager in zijn laatste derde uit de bocht gaat. Voor de countryrock van “You Can’t Outrun Em” willen we nog de hand over het hart halen, “Aloha & The Three Johns” is echt niet meer dan doorsnee baancaférock voor liefhebbers van leren jekkers en motoren met een lang stuur, en “Love U Forever” is even banaal als zijn titel doet vermoeden.
Met het akoestische “The Voyager” wordt dan toch met een mooie noot afgesloten: nog eenmaal mag Jenny Lewis tonen hoe goed haar stem is (let op de ABBA-achtige buiging zo rond de tweede minuut), en dat ze nog steeds een songschrijver van kwaliteit is. Als geheel mag haar derde soloplaat dan niet geslaagd zijn, als comeback kan The Voyager wel tellen. We wensen Lewis een vruchtbare verdere carrière op haar eentje toe. En als dat niet kan, mag een reünie van Rilo Kiley ook altijd.