Brooklyn ligt dezer dagen in Luik. Als het van de jongens van Leaf House afhangt in ieder geval. Met dezelfde zotskappen op als die van Animal Collective wil de groep “ uw geesten betoveren”.
Je ziet ze zo op je afstormen, als zieners uit het oerwoud, met een kap en kleed van dierenhuid, hun trommels rommelend. De bio van de groep spreekt over “ tribale ritmes” en “ bekoorlijk gezang”, en op hun facebookpagina staat een waslijst aan invloeden, gaande van Animal Collective en Caribou over Sufjan Stevens en Devendra Banhart tot Tyler the Creator. Dat van die ritmes en gezangen klopt, maar het geluid van de groep schuurt zich toch vooral comfortabel tegen dat van Animal Collective aan, en zeker het stemmenwerk van Leaf House doet aan die laatste groep denken. Geesten betoveren doet de groep zeker, maar af en toe verdwaalt de geest van de luisteraar toch in het tropische bos dat Leaf House heet. Bezwerend, hypnotiserend en alle mogelijke synoniemen van die woorden vatten de plaat dan ook het beste samen.
“Dancing Shades” kan daarbij tellen als intentieverklaring: roffelende percussie, hypnotiserende synthesizers, waarbij zich na een tijdje een stem voegt die soms zelf evenveel percussie-instrument is als de trommels. Later schakelt het nummer nog een versnelling hoger met gierende synthesizers. Ook in “Feel Safe” , het felle “Kind Of Flames” en “Four Walls” bouwen de heren van Leaf House met dezelfde elementen hun wereld uit en hakken ze er met hun scheve oerwoudklanken stevig op in. “By The Blood” is met zijn grijnzend tegendraadse ritmes een sjamanendans voor epileptici. “Spine Sippin” wordt dan weer vooral gered door een hypnotiserende elektrische gitaar naar het einde toe. Enkel “Go Outside” geeft de luisteraar tijd om even op adem te komen, en met zijn klaterende bliepjes en sfeervol gezang slaagt het daar ook goed in. Het probleem is dat de songs op bepaalde momenten op zijn zachtst gezegd wat subtiliteit missen, waardoor je vooral een stortvloed aan geluiden over je heen krijgt. Niet elk stuk heeft daardoor evenveel diepgang, en je kan je als groep niet steeds blijven verstoppen achter een muur van tribale geluiden.
De tweede helft van LLEEAAFFHHOOUUSSEE bevat meer rustpunten, zoals “II” en “Now There, Now Gone”. Zweverige stukken muziek die vaak meer op sfeer zijn georiënteerd. “Now There, Now Gone” ontroert zelfs even met zijn betoverende synthesizerlijn en gepitchte stemmen. Een betere verdeling van de nummers had er misschien voor kunnen zorgen dat het bombardement uit de eerste helft wat onderbroken werd, waardoor de luisteraar meer rust zou gegund zijn.
Wie de puzzelstukken van Animal Collective en hun collega’s nog bij elkaar aan het harken is, concentreert zich misschien beter eerst op de buitenlandse voorbeelden van de groep. Wie echter nood heeft aan een Belgische samenvatting van wat men aan de andere kant van de oceaan zoal uitgevreten heeft de afgelopen jaren, of zich gewoon wil overgeven aan knotsgekke tribale klanken,is bij Leaf House zeker aan het juiste adres.