Nick Drake ligt al een hele nacht vastgeroest op de platendraaier en de zonsopgang komt langzaam aansloffen. Een man haalt zijn gitaar van onder het stof en mijmert een beetje in de verte, over het verglijden van de tijd, de “wat als”-vragen die ons allen achterna jagen, en uiteraard verloren geliefden.
Ben Watt is hier de man in kwestie en de geliefde zijn aan kanker overleden halfzus. De hele plaat is aan haar opgedragen en het titelnummer verhaalt over de hobbelige weg van haar leven. Hendra, wat ook “thuis” betekent in het Cornish, is dan weer een verwijzing naar het huisje in Cornwall waar de zus van Watts beschutting zocht voor haar claustrofobische, professionele bestaan. Daarbij was de gitaar de meest voor de hand liggende keuze voor Watt om zijn verdriet naar muziek te vertalen. Na dertig jaar vele waters doorzwommen te hebben als helft van Everything But The Girl en daarna als dj, platenbaas en schrijver, is de man nu immers teruggekeerd naar zijn eerste liefde. Technisch gezien is dit namelijk de tweede soloplaat van Watt, ettelijke decennia na North Marine Drive.
“I just wanted to get back to guitar playing”: helderder dan dat kan Watt het niet stellen. Samen met ex-Suede gitarist Bernard Butler grijpt hij vooral terug naar de Engelse folkrock die zo alomtegenwoordig was aan het einde van de jaren ’60 en het begin van de jaren ’70, waarbij vooral John Martyn een grote inspiratiebron vormt. “Golden Ratio” schuurt met zijn ritmische getokkel wel heel dicht bij de zelfverklaarde funkie aan en het nummer had zo op een plaat als Solid Air gekund. Op de rest van Hendra valt het gelukkig wel mee qua plagiaat: alleen in “The Gun” ligt de geest van Martyn nog op de loer. Meestal blijft de folkbasis wel, maar Watt springt inventiever met dat basismateriaal om. Hij is daarmee niet de eerste om terug te grijpen naar de erfenis van artiesten als Martyn, Nick Drake of Bert Jansch: zowel jonge honden als Jake Bugg als oude rot Beck schreeuwen tegenwoordig hun liefde voor Britse folk van de daken.
“Hendra”, titel- en openingsnummer, kan als intentieverklaring opgevat worden. Wat bas en synthesizer, maar vooral een mooie gitaarriedel en Watt die zijn zus ten grave draagt, waarbij alleen dat huisje nog troost kan bieden: “Oh Hendra/You make me feel/Right as rain”. Op de rest van de plaat is de geest van Watts zus minder aanwezig, maar de trieste ondertoon blijft, zonder daarbij echt zwaar te worden. Hendra valt immers vooral onder de noemer pastoraal. In “Matthew Arnold’s Field” wordt een geliefde uitgezwaaid en in “Young Man’s Game” zegt de zanger de opwinding van de jeugd vaarwel. Daarnaast springt vooral het sobere “ The Levels” eruit, met David Gilmour op slide guitar. Melancholie tot op het bot. Alleen “Nathaniel” komt met zijn drammerige elektrische gitaarpartij even ruw de kalme en meanderende sfeer van Hendra verstoren. Het nummer valt hier dan ook zwaar uit de toon, een beetje als de zatte nonkel die uw beschaafde kaas- en wijnavond komt verpesten.
Ben Watt heeft dus een mooi Brits arcadisch plaatje gemaakt, ideaal voor een rustige, peinzende zomeravond. Hopelijk moeten we niet weer dertig jaar wachten op het derde bedrijf.