Hannibal en zijn olifanten, Lennon & McCartney, Radio 1 & Joos, Messi & Argentinië…: Never change a winning team, zo getuige talrijke voorbeelden uit de geschiedenis. Net zo wat het nieuwe stripalbum van Jordi Lafebre en Zidrou, bekend van het meesterlijk ontroerende Lydie, betreft, dat opnieuw een meer dan middelmatige samenwerking oplevert.
Het begin blijkt alvast atypisch maar wel knap geconstrueerd, want het is meteen ook het einde van deel 1: in een schuilkelder in Parijs in 1944 is een bont allegaartje samengetroept om dekking te zoeken voor bombardementen. Een van deze ongelukkigen is een inspecteur van de zedenpolitie ‘La Mondaine’, met aan zijn pols een tippelaarster gehandboeid. De beginscène eindigt met de peinzende blik van Louzeau, de inspecteur in kwestie, waarna de lezer teruggekatapulteerd wordt naar 1937 en het verhaal van Louzeau begint.
Louzeau lijkt een erg braaf, burgerlijk bestaan te leven samen met zijn moeder en huishoudster. Hij verkast van de afdeling zware misdrijven naar de zedenpolitie, waar hij niet alleen heel wat bijleert over allerhande soorten perversiteiten maar ook al gauw merkt dat de meeste van zijn collega’s op een zodanig diepgaande manier met hun job begaan zijn dat ze er zelfs buiten hun uren mee bezig zijn. Louzeau blijkt het met deze vrijpostigheid aanvankelijk moeilijk te hebben, en worstelt ook nog met zijn eigen verleden als bastaardzoon van een priester.
Die twijfel van het hoofdpersonage wordt mooi uitgedrukt. Het grote contrast tussen goede en minder goede keuzes, daden en woorden zit niet alleen in het verhaal zelf, maar zit ook in de tekeningen verwerkt. De stijl varieert geregeld van ontroerende, zachte tekeningen tot een soort ongedefinieerd en bijna lelijk realisme, met hier en daar zelfs enkele magisch-realistische details. Lafebre heeft trouwens ook een erg fraaie neiging om in zijn stripkaders met wisselende tekenperspectieven te werken, waardoor de strip een lust voor het oog wordt.
Toch reikt Zidrou’s veelom geprezen spitsvondigheid in dit geval niet zo ver: het verhaal heeft als het ware enkel een gouden randje, maar niks méér. Hoewel het als eerste deel van een tweeluik sowieso verwachtingen creëert, is de spanning niet van die aard dat iemand slaap zou laten om te weten wat Lafebre nu in godsnaam met dat meisje van lichte zeden in een schuilkelder komt te doen of hoe het met zijn vader-priester vergaat. Desalniettemin heeft Zidrou als scenarist zo’n reputatie opgebouwd dat we toch met een gezonde nieuwsgierigheid uitkijken naar deel twee.