Soms lijkt er wel een vloek op het werk van Abel Ferrara te rusten. Het laatste, weliswaar bescheiden succes van de New Yorkse provocateur dateert alweer van Bad Lieutenant (1992); na de eeuwwissel werden zijn films zelfs nog nauwelijks in roulatie gebracht en op een handvol sympathisanten na lusten ook de critici hem rauw: je weet dat je in de problemen zit wanneer je films enkel nog in de eindejaarslijstjes van Cahiers du Cinema verschijnen. Het is dan ook geen verrassing dat de nieuwste worp van Hollywood’s laatste échte enfant terrible, Welcome to New York, niet eens in de zalen uitgebracht wordt en meteen op video-on-demand verschijnt. De film werd slechts out-of-competition vertoond in Cannes, ver weg van La Croisette, in de ongure onderbuik van het festival waar allerlei dubieuze cineasten hun werk proberen te slijten. Een onverdienstelijke schande of juist de ideale habitat voor een compromisloos figuur als Ferrara, die zijn eerste successen met porno –en exploitationfilms behaalde in de beruchte cinema’s van 42nd Street, nooit verburgerlijkte of zich in één of ander keurslijf liet stoppen en nog steeds meer voeling heeft met de Bronx dan met de arthouse goegemeente? De schandaalfilm Welcome to New York, over de DSK-affaire, lijkt alleszins perfect in dat plaatje te passen.
Hoewel distributeur Wild Bunch tijdens de productie van de film tot vervelens toe zat te schermen met een zogenaamd topteam van advocaten dat het scenario haarfijn zou analyseren om mogelijke lasterclaims te vermijden, lijkt hun enige bijdrage de strategische wijziging van de naam DSK naar het neutrale ‘Mr Devereaux’. Het gebruik van pseudoniemen is echter redelijk zinloos wanneer de feiten zodanig accuraat worden weergegeven dat zelfs het kleinste kind de ware betrokkenen kan herkennen. En met iemand als Ferrara achter het roer (noem me één van zijn films die niet uitblinkt in eindeloze grove praat en ongemakkelijke seksuele uitspattingen) is het natuurlijk helemaal ijdele hoop om te denken dat we hier een genuanceerd beeld van de DSK affaire te zien zouden krijgen. Nope, Ferrara windt er geen doekjes rond: de voormalige IMF topman wordt voorgesteld als een absolute ploert met een onverzadigbare drang naar seks die als een bronstige stier begint te grommen wanneer er vrouwelijke rondingen binnen handbereik zijn. Om zijn verslaving te accentueren, maakt Ferrara de stilistische keuze om details van Devereaux’s persoonlijk en privé-leven zoveel mogelijk te vermijden. Wanneer zijn toekomstige schoonzoon tijdens een ongemakkelijk restaurantbezoek over Devereaux’s carrière begint, reageert deze laatste laconiek en stuurt hij het gesprek meteen weer aan op zijn favoriete onderwerp, zoals dat de geobsedeerde betaamt (“Bouillabaisse? Dat is een orgie van vissen! A propos, neuken jij en mijn dochter wel goed?”). Maar Devereaux is meer dan gewoon een seksverslaafde: door een volledig amorele ingesteldheid (“Ik voel nooit iets en geef geen fuck om mensen” deelt hij zijn psychiater mee) kan hij geen onderscheid tussen goed en kwaad maken, lijkt hij met oprechte stelligheid in zijn eigen onschuld te geloven en primeert het gevoel van onverschilligheid. De impact van het hele incident gaat aan hem voorbij.
Toch is Welcome to New York meer dan het filmisch equivalent van een schandpaal. Veel critici begaan de fout om de film af te doen als een karikaturale stigmatisering van DSK, maar dit is nu eenmaal de modus operandi van Ferrara: zijn protagonisten zijn haast altijd walgelijk, amoreel en worstelend met gelijkaardige demonen. Demonen die ook Ferrara zelf niet vreemd zijn. In elke film weet hij wel iets autobiografisch te verwerken en net als Mr. Devereaux is ook hij al eens persona non grata geweest en heeft ook hij wel al eens bijna alles door een verslaving verloren (rond het einde van de jaren ’90 toen na de desastreuze ontvangst van The Blackout ook bij Ferrara het licht eventjes uit ging). Het is dan ook typerend dat de kwetsbaarheid van het hoofdpersonage een grote rol speelt: Devereaux is misschien een ongelofelijke bruut, maar zijn gedrag is niet berekend, laat staan gewiekst. Hij is een ongeleid projectiel, een rauwe brok pathos die – net als alle Ferrara protagonisten – eindigt als een stukje nietigheid: verzwakt, naakt en blakend van zelfmedelijden. Dat maakt Devereaux niet sympathieker en het relativeert zijn daden allerminst, maar het maakt hem wel menselijk.
De openingsscène van de film is een opmerkelijk meta-stukje waar we Depardieu in een geënsceneerd interview zien vertellen hoe hij de vertolking van Strauss Kahn benaderd heeft. Het moge dan ook duidelijk zijn dat Ferrara, net als in The Blackout, een soort link probeert te leggen tussen acteur en personage. In The Blackout liet hij de aan lager wal geraakte Matthew Modine een drugsverslaafde acteur spelen, nu mag de inmiddels meermaals in schande gevallen Depardieu (denk maar aan zijn emigratie naar België, zijn kameraadschap met Poetin of zijn oncontroleerbare blaas op een vliegtuig dat naar Gerards goesting niet snel genoeg opsteeg) DSK vertolken. De rauwe, intense emotie van een film als Welcome to New York krijgt toch een diepere laag wanneer je beseft dat de acteurs een persoonlijke verbondenheid met hun rol hebben. Doordat Ferrara’s hoofdpersonages ook altijd in zekere mate een weerspiegeling van hemzelf zijn, creëert dat een soort ongewone driehoeksverhouding tussen regisseur, acteur en personage. Een thema dat hij dan weer expliciet behandelde in Dangerous Game.
Kortom, een ruwe diamant en op alle vlakken exemplarisch voor het werk van Ferrara, een filmmaker die steeds opnieuw moet opboksen tegen alle afgezaagde vooroordelen over ‘wat goede cinema is’. Ferrara’s films zijn enkel slecht te noemen voor wie vasthoudt aan oubollige criteria zoals opbouw, personage ontwikkeling, nuance en andere dogma’s uit de filmkritiek waar we allicht nooit verlost van zullen zijn.