Bands die voor langere tijd in dezelfde bezetting productief blijven, zijn eerder zeldzaam en dwingen bij de liefhebbers makkelijker respect en onvoorwaardelijke trouw af. In het geval van Centro-matic — in 1995 begonnen als soloproject van voorman Will Johnson, maar intussen al zeventien jaar hetzelfde kwartet — leidde het intussen tot langspeler #11. En ook die houdt de eer hoog.
Het is dan ook niet een beetje jammer dat de band gaandeweg van de Europese kaart verdwenen is. Door een sterke distributie ging het de band vanaf All The Falsest Hearts Can Try (1999) even voor de wind, zeker toen bleek dat zusterband, het wat ingetogener South San Gabriel, een ruim nichepubliek kon aanspreken. Ergens na splitalbum Dual Hawks (2008) liep het echter mis met die zichtbaarheid en toen we plots vernamen dat de band z’n tiende plaat Candidate Waltz (2011) uit had, was die al een half jaar oud. Jammer, want het was een van de betere platen uit hun carrière.
Drie jaar, een Woody Guthrie-project met onder andere Jay Farrar (Son Volt) en Jim James (My Morning Jacket) en een soloplaat (Scorpion) later staat Johnson er nog eens met zijn vaste band. Take Pride In Your Long Odds is wat langer dan zijn krappe voorganger (binnen en buiten in een goed half uur), maar borduurt rustig voort op die meteen herkenbare stijl tussen The Replacements en Drive-By Truckers, indierock met een versleten trucker cap, vuil onder de nagels en een markante poëzie. Of ook: Pavement zonder de verveelde attitude, Richmond Fontaine met meer gruis.
De titeltrack waar het album mee start zet de luisteraar aanvankelijk op het verkeerde been, want het lijkt even alsof de band dichter naar de ontregelde Americana van een Califone geschoven is, met statige gitaaruithalen in een grotendeels instrumentale song die gevuld werd met gekraak, zeurende effecten en achtergrondstemmen en elk moment uit elkaar dreigt te vallen. Maar dan komt “Every Mission”, samen met het besef dat het handelsmerk van Centro-matic – de hese stem van Johnson, de vaag melancholische, wat luie rock met countrytoets – intact gebleven is.
Maar de band speelt het spel regelmatig toegankelijker dan tevoren, met een forse scheut zonneschijn erin. Dat is het meest duidelijk in het vooruitgeschoven en bijna irritant catchy “Salty Disciple”, dat met pronte pas en wiegende heupen het podium opeist. Idem voor Johnson, die hier verrassend plagerig en extravert klinkt, terwijl Scott Danborns toetsenwerk kitscheriger dan ooit is. Het is even wennen, maar het werkt. Wat daarop volgt, zet die zwier eigenlijk verder: zeven songs op rij die afklokken onder de drie minuten, het zorgt ervoor dat de plaat zelfs in z’n ingetogen momenten nooit in elkaar zakt.
Toch zijn het de stevig doorstappende stukken, met vaak een glansrol voor drummer Matt Pence, die het meest bijblijven: de no-nonsense pop/rock van “Cross Path”, het door rollende drums aangedreven “Academy Of Lunkers” en het atypische, maar onweerstaanbare serotonineshot “Cynthia Glass” ademen een zomerse zorgeloosheid uit die wat lichtvoetiger aanvoelt dan wat je gewoon bent van de band. Natuurlijk is die schijnbare spontaniteit, alsof de songs een uurtje voor de opnames pas in elkaar gestoken en afgewerkt werden, ook een typisch Centro-matic kenmerk. Johnson beheerst als weinig anderen de kunst om zorgvuldig ambachtswerk een air van naturel te geven.
Het mooist van al is misschien wel het langere “On The Ride Back”: gerafelde samenzang, gecraqueleerd gitaarwerk, zoemende toetsen, een soundscape-achtige outro en vintage Centro-matic. Écht verrassen doet de band al lang niet meer: na All The Falsest Hearts Can Try, dat iets harder uithaalde, waren de meeste albums vergelijkbaar qua stijl en kwaliteit. Deze Take Pride In Your Long Odds laat vooral in zijn middenluik een optimistischer geluid horen, maar wordt in- en uitgeleide gedaan met de bekende weemoed. En zo blijft bij de band van Denton, Texas, alles eigenlijk bij het oude.