Zijn naam prijkt intussen vermoedelijk op een paar honderd releases en behoort intussen tot de meest gerespecteerde binnen de internationale vrije improvisatie en avant-gardejazz. En toch is dit nog maar de tweede release in onze kast van Paal Nilssen-Love als leider (de andere is Townorchestrahouse met Sten Sandell, Ingebrigt Håker-Flaten en Evan Parker uit 2005). Daarvoor heeft hij wel een deel van de fine fleur van de jonge Noorse jazzscène ingeschakeld. Alleen jammer dat er voorlopig niet meer af kon dan een ep van goed twintig minuten.
Daar willen we niet mee zeggen dat we geen genoegen nemen met zo’n korte release – de meeste releases zijn nog altijd te lang – maar we stellen toch vast dat een groot stuk van deze muziek best in de context van het geheel beluisterd wordt, terwijl het hier aanvoelt alsof je maar een stukje van het verhaal aangereikt krijgt. Dat is zeker het geval bij het tweede stuk, “Motfølge”, dat het op abstracter terrein zoekt dan “Culius”, dat van start gaat met voorspelbare uithalen van deze elfkoppige band, met daarin twee drummers (Paal Nilssen-Love en Andreas Wildhagen), twee bassisten (Jon Rune Strøm en Christian Meaas Svendsen), twee saxofonisten (Klaus Ellerhusen Holm en Kasper Værnes), drie koperblazers (kornettist Thomas Johansson, tubaspeler Børre Mølstad en trombonist Mats Äleklint), gitarist Ketil Gutvik en elektronica- en draaitafelterrorist Lasse Marhaug.
Maar eigenlijk is enkel die start met z’n uitbundige begin voorspelbaar, want wat er daarna volgt is geen rechtlijnige powerplay en al helemaal geen gemakzuchtig rondje vrije improvisatie, maar een eigenaardige combinatie van elektroakoestische improvisatie, noise (dankzij bricolageman Lasse Marhaug) en bonkende jazz. De aanpak is best apart te noemen. Het start immers vanuit een start/stop-dynamiek en kapotte ruischaos van Marhaug, om vervolgens om te slaan in een merkwaardig heen-en-weer-gekets van ideeën.
Die muzikale discussie ontstaat niet enkel doordat muzikanten individueel inpikken op elkaars lijnen, maar ook omdat er regelmatig een beweging plaatsvindt van het ene denkspoor naar het andere. Alsof er twee bands tegelijkertijd spelen, maar steeds slechts eentje te horen is, tenzij in de overgangsstukken, wanneer ze even kunnen blenden. Het levert alleszins knappe contrasten op tussen uitbundig vonkende jazz met lekker pompende saxen en schetterende kornet enerzijds en tegendraads geharrewar en gespierde, haast catchy actie anderzijds.
Door die aanpak, maar ook die opvallende line-up, doet deze Large Unit herhaaldelijk denken aan Vandermarks Territoy Bands – niet geheel ontoevallig met Nilssen-Love, Marhaug en een kleurrijke blazerssectie. Heel even wordt ook geneigd naar de totale vrijheid van Brötzmanns Chicago Tentet, maar uiteindelijk wordt de Large Unit veel strakker aan de leiband gehouden, met zelfs even een stuk waarin zwalpend over het speelveld wordt gestruind en natuurlijk zo’n kokende finale die aangezwengeld wordt door de razende drummers.
De schwung en herkenbare thema’s krijg je in “Motfølge” geen enkele keer te horen. Marhaugs verwarring zwaait er aanvankelijk de plak, terwijl de band in steeds toenemende mate heil zoekt in brommende, schrapende en scheurende geluiden en het soms zelfs onduidelijk is of een blazer z’n extended techniques uittest of gewoon door de mangel gehaald wordt door de noisegoeroe. Het is muziek die je geblinddoekt het donker instuurt zonder kompas en waarbij de leider opvallend op de achtergrond blijft. Dat doet dan ook vermoeden dat je te maken hebt met een uitgebreide momentopname. Intrigerend, dat wel, maar het zadelt je ook op met het gevoel dat een cruciaal stuk van de puzzel achterwege gelaten wordt. Kortom: hopelijk is het niet te lang wachten op Second & Third Blow.
De release is beschikbaar op cd en 45 rpm 12” vinyl.