“Als mensen opgewonden geraken door stront aan de slaapkamermuur te smeren, dan moeten ze dat vooral doen, maar ik mag ‘m niet ruiken.” Deze woorden van Robert Long uit een interview van lang vervlogen tijden gelden nog steeds als ons adagium als het over de seksbeleving van de mens gaat. Of u nu te vinden bent voor gangbangs, snoeiharde BDSM, partnerruil of trioseks, of gewoonweg aseksueel bent, u doet maar. Fijn, zolang het maar niemand schaadt en alles gebeurt met toestemming van één of meerdere betrokkenen, en ook Jesse Bering hamert op het schadelijkheidsprincipe van onze seksuele daden.
Pervers is een boek dat aanvankelijk, mede door een citaat van de befaamde seksuoloog Alfred Kinsey, kwaad maakt als je bedenkt hoeveel mensen verbannen, gemarteld, verminkt, gebroodroofd of afgemaakt werden omwille van een seksuele voorkeur die nooit ook maar één ander levend wezen schade heeft berokkend. Psycholoog en publicist in diverse gerenommeerde magazines Jesse Bering (1975) leed zelf tijdens zijn ontluikende homoseksualiteit en in volle aidstijden van de jaren tachtig onder het verstikkende moralisme van de Amerikaanse maatschappij.
In een boek dat termen als ”penisplethysmograaf” (een soort erectiedetectiemachine) en parafilieën als “acrotomofilie” (seksuele aantrekking tot personen met een amputatie), “melissafilie” (aantrekking tot bijen), “climacofilie” (aantrekking tot mensen die van trappen vallen) of “objectofilie” (een zekere Erika Eiffel trouwde met, jawel, de Eiffeltoren, en had een relatie met de Golden Gate-brug) niet schuwt, valt verder onmiddellijk op dat Bering een eerlijke verteller is die een aanzienlijke taalrijkdom en een swingende schrijfstijl heeft, en gedoseerd grappig is. Hij poogt kromme redeneringen weer recht te trekken, legt filosofische dwalingen of juridische hiaten bloot, onderbouwt grondig zijn thesen en werpt over bijvoorbeeld zoöfilie en necrofilie clevere vragen en denkoefeningen op.
Bering brengt in Pervers een ode aan de rede en het kritische denken, en wijst met diezelfde rede op het zinnelijke “beest” in elke mens. Tevens toont hij aan dat ook wetenschappers en medici uitglijders kunnen maken: zo laat hij Albert Ellis, grondlegger van de cognitieve gedragstherapie, enigszins van zijn sokkel kletteren, en John Harvey Kellogg (jazeker, die van de cornflakes) was met zijn visie op masturbatie ronduit een wreedaard. De boodschap blijft doorheen het hele boek dezelfde. Wat telt is niet de vraag wat “normaal” en ”abnormaal” is of de weerzinfactor — die onvermijdelijk tot haat leidt — maar wel de schadelijkheid van de seksuele ”afwijking”.
Met zijn stevig doortimmerde argumentatie leert Bering de lezer te begrijpen en het veroordelende vingertje op te bergen. Hij gaat uiterst schrander en secuur te werk bij het onderwerp pedofilie, de meest onwelkome parafilie, zonder daarbij oeverloos uitleggerig te worden. Het schadelijkheidsprincipe van bepaalde pedofiele handelingen (mag je bijvoorbeeld iemand met de erotische leeftijd-oriëntatiepedofilie computergegenereerde kinderporno aanbieden?) blijft vandaag een erg omstreden en uiterst ongemakkelijk thema dat Bering met de grootste omzichtigheid benadert.
Net nu de achterlijkheid inzake homorechten in Rusland, Oeganda of moslimlanden nog steeds hoogtij viert en periodes van seksuele vrijheid en blijheid in een … euh … wip kunnen omslaan in genadeloze repressie, zijn confronterende boeken als Pervers broodnodig. Bering leert zijn lezer gezwind de schaamte over bepaalde atypische seksuele fantasieën en verlangens overboord te kieperen en ze met trots te koesteren, en draagt zodoende bij tot een heilzame portie levensgeluk. Pervers hoort op het boekenrek thuis tussen uw boeken over atheïsme en scepticisme: ze gooien de ketenen van conventionele domheid, redeloze angst en dubieuze denkbeelden van zich af.