Welke effecten heeft een economische crisis op de kunstproductie? Dat is de vraag die No Country for Young Men, met name voor het geval van Griekenland, stelt. Het antwoord is een uitstekende tentoonstelling over vooral de sociale gevolgen van die crisis.
Curator Katerina Gregos, die twee jaar geleden verantwoordelijk was voor het prachtige Newtopia in Mechelen, staat bekend om haar kritische expo’s met een sterk sociaal geëngageerde insteek. Dat is met No Country for Young Men niet anders. Gregos is zelf van Griekse afkomst en haar nauwe betrokkenheid met de materie is doorheen de expo duidelijk voelbaar.
Panos Kokkinias toont met zijn foto “Yorgis” de leegte die de crisis achterlaat: een eenzame tsolias (lid van de presidentiële garde) drijft weg op de turquoise Griekse zee. Dit beeld zet de toon voor een groot deel van de expo en vormt een aantrekkelijke inleiding. Twee andere foto’s van Kokkinias maken deel uit van de expo en tonen beide dezelfde gevoelens van wanhoop en leegte.
Ook de scenografie speelt in op de emoties van de bezoekers. Met behulp van tijdelijke muren is de tentoonstellingsruimte omgevormd tot een labyrint waar soms wel en soms geen licht aan het einde van de tunnel te vinden is. Elk gevoel voor oriëntatie raakt zoek, waardoor de werken op de bezoeker lijken af te komen en niet omgekeerd.
Heel wat werken staan kritisch tegenover de nieuwsberichtgeving inzake de Griekse crisis. “Over de financiële crisis is al heel wat inkt gevloeid, maar zelden spreekt men over de humanitaire gevolgen,” zegt Gregos. Panos Tsagaris presenteert drie verschillende pagina’s van The New York Times en laat de kleurenfoto’s voor zich spreken. De tekst is bedekt met bladgoud, een ironische verwijzing naar de glorieperiode van de Griekse iconenkunst. Alkis Konstantinidis toont een reeks foto’s van de rellen en protesten door de jaren heen in de geëngageerde ‘anti-photojournalism’-stijl van Allan Sekula.
Maar het is niet allemaal kommer en kwel.No Country for Young Men is de grootste voorstelling van hedendaagse Griekse kunst sinds tien jaar en is dan ook een bonte verzameling van compleet uiteenlopende media en visies. Verschillende werken tonen een zekere relativerende – hoewel vaak cynische – humor. Het animatiefilmpje van Philippe Grammaticopoulus speelt bijvoorbeeld met het surrealistische erfgoed in zijn benadering van het kapitalisme. Het hoofdpersonage is een stereotiepe kapitalist, compleet met bolhoed en buikje. Zijn pogingen om te ontsnappen aan collega’s, die hem letterlijk willen opeten, zijn tegelijk eng en lachwekkend.
Zelf Griekse zijnde, voelt Gregos duidelijk de drang ook een positieve, hoopvolle kant aan het verhaal te breien. Haar aankondiging van de crisis als “een kans om het land opnieuw uit te vinden” komt aanvankelijk nogal zwak en vergezocht over. Eén ruimte toont echter enkele lokale initiatieven waar de hoop van afstraalt. Zo besloten 150 werknemers van het industrieel bedrijf Viome hun werk na het faillissement verder te zetten, onbetaald. Alkis Konstantinidis documenteerde hun paradoxale verzet in de reeks “If they can not, we can.”
Het collectief Guerrilla Optimists schreef een manifest en een brief aan de minister van cultuur, waarin ze uitleggen dat de “vitaliteit van de Griekse samenleving afhangt van de kansen die de bevolking krijgt om hun dagelijkse ervaring uit te drukken en te evalueren.” Kunstenares Maria Papadimitriou vormde dan weer een verlaten industriële ruimte om tot het publieke project “Souzy Tros,” waar mensen niet alleen eten en onderdak, maar ook een forum voor creatieve ideeën vinden. Er blijkt dus wel degelijk hoop te zijn: ondanks – of misschien dankzij – de economische impasse, vinden diepmenselijke, sociale projecten hun weg naar de oppervlakte.
No Country for Young Men: of hoe een verzameling kunstwerken zonder opgelegde betekenis een diepgaand en noodzakelijk politiek statement kan zijn. Wanneer de kapitalistische orde wankelt, komt het belang van sociale projecten en geëngageerde kunst boven. De mens maakt de maatschappij, en niet omgekeerd.
No Country for Young Men loopt nog tot 3 augustus 2014 in Bozar, Brussel.