Herfst 2004: 65DaysOfStatic stormt het muzikale zwerk binnen in een waas van alle richtingen op knetterende beats, gitaren die geen andere stand dan “in het rood” kenden, en een bas die rommelde als Mordor in de verte. Waar kwam dit hoogst originele geluid vandaan? Wie waren deze mensen? Waarom net dit? Een poging tot reconstructie.
De invloeden van debuut The Fall Of Math waren makkelijk aanwijsbaar: IDM, echo’s van Mogwais explosiviteit, een voorliefde voor het lawaai van laptoptovenaars als Kid 606. Maar wat het viertal uit Sheffield er van maakte, was van meet af aan een volstrekt unieke blend; het resultaat van een jarenlange zoektocht, met maar één doel voor ogen: een band worden.
Vreemde, glitchy stuff
Nochtans begon het zoals zoveel muzikale biografieën ook in die kleinste aller biotopen: een studentenkamer. Die van Paul Wolinski, meerbepaald. “Ik was in Sheffield gaan studeren met de bedoeling een diploma filmstudies te halen, maar ook om een band te starten. Werkte niet geweldig; pas in mijn laatste jaar vond ik mensen om mee samen te spelen.”
Wolinski was dan ook geen gitarist, maar een bleke, schuchtere jongen die zichzelf met het geld van zijn studielening een sampler had aangeschaft en daarmee aan de knoei was gegaan. Terwijl leeftijdsgenoten achter de meisjes aanholden en bier hesen in bars, werkte hij hard om het ding onder de knie te krijgen. “Muzikaal was het een boeiende periode”, herinnert hij zich. “Het was de tijd dat laptops krachtiger werden en de software om muziek te maken breed beschikbaar werd. De technologie gaf nieuwe mogelijkheden, en de muziek hield gelijke tred; er werd toen heel veel vreemde, glitchy stuff gemaakt; erg opwindend. Aphex Twin was al uit zijn niche gebroken, en zeker in Sheffield, hun thuisbasis, werden de platen van Warp door een relatief breed publiek beluisterd, maar ook Kid 606 fascineerde me. En dus was het erg noisy muziek die ik maakte.”
Alleen het podium op? Wolinski dacht er niet aan. “Te verlegen. En van bij het begin had ik ook het idee dat bands cooler en opwindender waren dan een gast achter een computer ooit kon zijn. Dat was een heel belangrijk element. Noem het magie wat er rond bands hangt; het is een soort van kunst, iets buitenaards, hoe de vorm dan de muziek kan overstijgen, en je dwingt liner notes en foto’s te onderzoeken. Dat wilden we ook creëren. Vergelijk At The Drive-In met pakweg Kid 606; die eersten waren echt het soort band die je als zestienjarige aan je muur willen hebben hangen. Dat kon je met een MacBook niet bereiken, en dus ging ik op zoek naar andere mensen.”
Ergens in 2000 werd dus een zoekertje op een bord geprikt, uiteindelijk kwam er reactie. Een jaar lang prutste Wolinski samen met ene James op gitaar en een Mark die ook met elektronica aan de slag was. “Veel gebeurde er niet, en toen Mark vertrok, suggereerde James een zekere Joe als gitarist. Er was immers een optreden geboekt, dus we moesten aan de slag.”
Een deadline
Daagde volgende repetitie op, op uitnodiging van die James: middelbare scholier Joe Shrewsbury. Zeventien jaar, nog nooit in een groep gezeten, ervaring vooral bestaande uit snarentokkelen op zijn kamertje. “Ik ben de dag voordien zelfs nog wat extra pedalen gaan kopen, want dat had ik nog niet, en afgaande op de beschrijving van de band kon ik er weinig komen doen met een akoestische gitaar. We speelden een uur samen, en dat leverde niet verschrikkelijk veel op, maar desalniettemin vonden die anderen het best goed.”
Hoe dan ook; dat eerste optreden was in de agenda geschreven, de groep moest wel aan de arbeid. “We hadden een opdracht”, vat Shrewsbury het samen: “twee weken later – op 4 april 2001 — moest er dertig minuten muziek zijn die min of meer steek hielden.” Zegt Wolinski: “Een erg goed idee om onszelf zo een deadline te geven. Hadden we eerder moeten doen, want zo gebeurde er tenminste iets. Eigenlijk is dat hoe we tot op vandaag werken: we stellen onszelf een arbitrair doel of een deadline, of iets anders compleet onrealistisch als ’teken een platencontract zodat iemand een album van je verwacht’ en dan moet je wel zorgen dat er iets is.” (lacht)
“Eigenlijk was ik een vergissing”, denkt Shrewsbury nu. “Ik wilde in het soort band spelen waarin Paul geen interesse had; Sonic Youth of zo. Maar laat ons eerlijk zijn: wie heeft een tweede Sonic Youth nodig? Het was echter net die botsing van tegengestelde benaderingen die werkte, meer dan wanneer ik gewoon had kunnen doen wat ik wilde: je dwingt elkaar om iets te doen wat je alleen niet kunt bedenken. Dat is het verhaal van 65DaysOfStatic.” Het zou er toe leiden dat James een paar maanden later zijn conclusies zou trekken, en de bas doorgaf aan een zekere Ian. “Het is niet mooi om te zeggen, maar het werkte niet meer toen het nogal duidelijk werd dat Joe en ik de vitale onderdelen van de band waren geworden”, geeft Wolinski toe.
Een echte drummer
Muzikaal was er ondertussen echter nog een lange weg af te leggen. “Agressief en experimenteel”, noemt Wolinski wat de band toen als muziek verkocht; “het meest lawaaierige wat ik ooit heb gemaakt. Pure gekheid, eigenlijk; we sloegen geen acht op vorm. En hadden we nog de vreemde gewoonte om live onze nummers aan elkaar te lijmen met mash-ups van Christina Aguileranummers en zo. Een praktische oplossing. Mijn sampler kon immers slechts 45 seconden geluid bevatten, wat niets is als je een hele collectie drumgeluiden en meer nodig hebt per nummer. Ik kon dus maar één song per keer inladen, via een floppy disk, en dus gebruikten we de mash-ups om de tijd te vullen, terwijl Joe er wat feedback of zo over legde, tot we klaar waren voor de volgende song.”
“Uiteindelijk heb ik zelfs geleerd om de technologie zo ver te duwen dat ik rond die tijdslimieten kon werken. Mijn Akai S2000-sampler kon ik zelfs met opzet laten crashen, wat een geweldig glitch-geluid gaf, waar je toch niet helemaal controle over had. Ik herinner me dat we de PA zo nog eens hebben doen poppen. Vreselijk. Dat soort dingen deden we toen constant. Als ik eerlijk ben, denk ik dat de kans groot is dat we in een doodlopend straatje waren beland als Rob er niet was bijgekomen. Het had succesvol kunnen zijn, misschien; dat weet je nooit. Maar blij dat dat niet gebeurd is.” Rob kwam er immers bij, ergens in 2002, dat leert de geschiedenis.
Rob Jones dus; drumwonder en deus ex machina. Als 65DaysOfStatic een puzzel is, dan telt hij voor twee stukjes. “Ik denk dat hij zich wat verveelde in de metalbands waarbij hij toen speelde”, denkt Wolinski: “Hij kon dat niet; zomaar de rockdrummer uithangen, en zocht naar plekken waar hij iets anders kon doen. Hij is op onze uitnodiging gesprongen als een hongerige wolf; stond daar plots met zijn drumkit. Enfin, ik wil het niet te hard romantiseren, maar toen hij langskwam op de repetitie was “Retreat! Retreat!” wel heel erg snel geschreven.” Shrewsbury moet lachen: “Ik weet nog dat we ons wat zorgen maakten, toen hij een eerste keer met ons kwam repeteren, dat we hem per ongeluk hadden gevraagd om echt bij de band te komen, terwijl wij gewoon wat wilden uitproberen om te zien wat het gaf. Tegen het einde van die repetitie smeekten we hem terug te komen: hij maakte ons beter dan we waren, en dat is vandaag nog altijd zo.”
Nu de band langzamerhand vorm kreeg, moest er wel eens iets op plaat vastgelegd worden. Dat zou de EP Stumble.Stop.Repeat worden die op 1 december 20003 werd uitgebracht op het eigen Dustpunk-label. Oplage onbekend, maar veel meer dan een paar honderd zou het niet zijn. “Met Ian en Rob erbij maakten we langzamerhand wel vorderingen”, zegt Joe. “Rob en Paul begonnen een hoop beats te schrijven, en we vonden met ons drieën uit hoe we als geheel konden werken.” Sleutel, zoals wel te verwachten viel: die livedrums. Paul: “Het was nieuw voor ons; die elektronische dansbeats met daarover die echte drums. Ik herinner me nog hoe we de beat van “Install A Beak In The Heart That Clucks Time In Arabic” schreven en Rob daarover dat ding op zijn toms begon te doen; erg opwindend. Het voelde alsof we eindelijk ergens aan het raken waren.”
Toch is Jones nauwelijks op de EP te horen. “Die is opgenomen op onze laptops, en daarmee konden we geen drums opnemen. Voor een studio hadden we immers geen geld”, zegt de elektronicaman. “Meer dan een geloopte sample van iets dat Rob speelde op “Ophelia Remix” staat er niet op het plaatje dus, maar toch is het een reflectie van hoe het was om met hem in een kamer samen te spelen, zelfs al hoor je enkel hoe Joe en ik daar eindelijk de melodische kant van ons geluid beginnen te definiëren; een noisy muur van treble en fuzz.”
Niet dat de band daarmee gevormd was; de eindeloze parade van groepsleden was nog steeds niet ten einde. “Op een bepaald moment hebben we zelfs gepraat met een meisje dat viool speelde, omdat we het gevoel hadden dat we ons geluid moesten uitbreiden”, grijnst Shrewsbury. “Om eerlijk te zijn, die hele eerste paragraaf van onze Wikipedia-biografie voelt voor ons niet als 65DaysOfStatic”, zegt Paul. “We waren nog steeds onze juiste line-up aan het zoeken, en ergens daarin is er ook een moment geweest, twee maanden lang ergens tussen het opnemen van Stumble.Stop.Repeat en het schrijven van nieuwe muziek daarna, waarin Graham Clarke, die nu als Feedle elektronische muziek maakt, met ons meespeelde. Dat heeft niet lang geduurd, en dat lag waarschijnlijk aan mij. Als ik beats schrijf heb ik een behoorlijk helder idee waar ik mee bezig ben. Op dat moment waren we met 65DaysOfStatic eindelijk onze stem aan het vinden, en ik vrees dat ik niet al te gemakkelijk was om mee samen te werken voor iemand die zelf ook met die dingen bezig was. Graham is dus al na één optreden – het eerste met Rob — vertrokken, maar hij heeft ook schrijfcredits voor een paar nummers op The Fall Of Math, minstens voor “Retreat! Retreat!”.”
Het laatste puzzelstukje
Want daar was 65DaysOfStatic ondertussen langzamerhand klaar voor. Stumble.Stop.Repeat had geleid tot een contract met het kleine Monotreme, dat plannen om nog een EP op te nemen aandikte tot een volledig debuutalbum; daar viel commercieel immers meer mee te doen. De groep ging mee in dat verhaal, en nam eind 2003, in vier dagen – “with more volume than sense”, zoals ze het ooit verwoordden — The Fall Of Math op, en ergens in de maanden tussen afmixen en uitbrengen werd het laatste puzzelstukje gevonden. Want zocht de groep niet nog steeds een bassist die helemaal juist voelde? Met Simon Wright werd die gevonden. Eindelijk.
“We hebben hem gered van een diploma architectuur dat hij niet echt wilde”, lacht Wolinski. “Muzikaal was hij wat we nodig hadden; een bassist, en blij om dat te zijn. Dat klinkt stom, maar geloof me, zoveel bassisten willen eigenlijk gitarist zijn, en spelen daarom te veel noten. Terwijl: een bas is zo krachtig dat je het erg omzichtig moet gebruiken. Later bleek hij ook nog goed te zijn met synths, en ontpopte hij zich tot iemand die ons materiaal kon herstellen als er weer eens een effectenpedaaltje kapot was of zo. Zéér handige mens om mee op tour te hebben.”
En zo kwam The Fall Of Math uit. In alle stilte, maar toch al met een sessie bij legendarisch radioproducer John Peel als binnenkomer. Een tour wenkte. “Nog altijd slechts in schimmige zaaltjes voor hoop en al vijftig man, maar eindelijk waren we een groep geworden”, zegt Wolinski. “En het was goed om nu ook genoeg optredens te hebben om te kunnen groeien. Voordien was het een ramp als we een slecht concert speelden, want het duurde weken voor we dat konden rechtzetten. Eenmaal we avond aan avond speelden, werd dat anders. En op een bepaald moment, ik weet nog dat het in The Roadhouse in Manchester was, vond ik mezelf plots met mijn gitaar rondspringend op het podium zonder dat ik moest focussen op wat ik deed. Muscle memory: ik kon een nummer spelen zonder dat ik er zo hard over moest nadenken dat ik moest stilstaan.”
Het begin
En toen begon het pas echt. “Ons leven werd een eeuwige cirkel van saaie jobjes om daar vervolgens ontslag te nemen om op tour te gaan, om weer nieuwe jobs aan te nemen als dat voorbij was”, vat Wolinski samen. Gemakkelijker zou het niet worden, maar het doel was wel bereikt, zelfs al is de aanvankelijke ambitie nooit waargemaakt. Besluit de elektronicaman: “Wij wilden de grootste band ter wereld worden, en bij wijze van spreken een nieuw soort popmuziek maken of toch een volstrekt toegankelijke versie van al die verschrikkelijk opwindende geluiden die we hoorden. Precies zoals New Order het in de jaren tachtig deed. Dat ging gepaard met enig geblaas en manifesten die ooit op een zeker, ongetwijfeld dronken, tijdstip zijn neergepend. Slogantaal is 65DaysOfStatic dus nooit vreemd geweest; het was ons uiteindelijk een way of life, en we realiseerden ons al vrij snel dat je jezelf daarbij ook een bepaald niveau van naïviteit moet opleggen. Je moét geloven in wat je doet, en niet bang zijn om dat ook te durven zeggen. Wat niet hetzelfde is als arrogantie, of blind zelfvertrouwen; eerder een soort bereidheid om te verdedigen waar je mee bezig bent. En dat hebben we nog steeds.”
“This band is unstoppable”, ging de sample in “Retreat! Retreat!” dan ook, en dat zou blijken. Nog steeds rijdt het busje van 65DaysOfStatic tientallen keren per jaar uit voor weer maar eens een optreden; desnoods in een Poolse club waar de PA half op ontploffen staat. Liever dat dan te imploderen en net als zoveel tijdsgenoten alweer te verdwijnen. Stukje bij beetje, plaat na plaat, groeit het publiek; ooit is die wereld wel veroverd; dat idee. Maar af en toe, zo ééns na tien jaar, mag er wel eens achterom gekeken worden. “Hey, elk moment kan The Fall Of Math zijn miljoenste exemplaar verkopen. We zijn er bijna; nog 980.000 te gaan!”, grijnst Shrewsbury, de 65DaysOfStatic-gedachte samenvattend: immers voorwaarts, vanuit dat alles veroverend geloof in de essentie van wat een band maakt; de kracht van vier mensen die geloven in wat ze doen.
65DaysOfStatic viert de tiende verjaardag van The Fall Of Math door de plaat nog eens integraal te brengen in de Ancienne Belgique, op 17 april. Vooraf, om 18u., kun je in Huis 23 naar een interviewsessie met de groep. Inschrijven daarvoor doe je via marijke@poppunt.be.