After The Disco, Broken Bells’ tweede, is een petrischaal geworden waar indie ongecontroleerd richting melodische pop kan muteren. Al had de incubatietijd wel wat langer mogen zijn.
Broken Bells, dat is nog steeds het gezamenlijke project van James Mercer (voorman van The Shins) en Brian Joseph Burton – a.k.a. Danger Mouse, ofte de helft van Danger Doom, ofte de helft van Gnarls Barkley, ofte vijfsterrenproducer van onder andere The Black Keys en U2. Zet twee artiesten van dat kaliber in een repetitiehok samen, dan verwacht een mens niks minder dan indiepopgoud en knisperend crossoveravontuur. En hoewel After The Disco van een rijker geluid voorzien is dan debuutplaat Broken Bells, is er van veel kruisbestuiving tussen de twee giganten nog steeds weinig te merken.
Mercer en Burton maken er geen geheim van dat Broken Bells de plaats is waar ze met hun hang naar melodie en ongegeneerde pop kunnen experimenteren. Dus is hun tweede plaat een eclectische, soms stuurse mix van indiepop en disco met suikerige synths uit de fifties en sixties. Tegelijkertijd slaan de twee op After The Disco aan het denken: als het feest afgelopen is, als een mens opeens serieus moet worden – wat dan? Dan blijkt de wereld plots een kille plek, vol twijfel en eenzaamheid. Niet de meest evidente combinatie van thema en klank, maar dat hoeft niet te deren. Brian Wilson had ook alle moeite van de wereld om zijn bandleden te overtuigen dat zijn ideeën voor Pet Sounds gingen werken.
Dat de fundamenten van After The Disco potentieel hebben, staat buiten kijf. “Medicine” teert op een verslavend refrein, en in “Control” blenden de puike lyrics van een gekwelde Mercer (“As you’re taking off your clothes / You think it’s love and I suppose / It’s just you endlessly needing control”) perfect met de melancholische indiesound. Ook gewiekst: twee van de beste nummers heeft het duo helemaal vooraan de plaat geparkeerd. De funky bassbeat en dito disco-synths in titeltrack “After The Disco” zijn, mede door de sterke zang, hoogtepunten op deze plaat. Opener “Perfect World” is een instant oorwurm waarin Mercers falset Robin Gibb uit het hiernamaals haalt, al zijn de laatste twee minuten eigenlijk overbodig. Schaar in zetten, boys.
De schaar erin – dat is eigenlijk een goeie raad voor een aanzienlijk stuk van de plaat. Ongeveer de helft van wat er op After The Disco staat, zijn op de keper beschouwd vrij matige, soms zelfs ronduit saaie songs. Te veel trage slepers, te veel halve ideeën, te weinig daadkracht. “Lazy Wonderland” (een grap die zichzelf schrijft), “Leave It Alone”, “The Remains Of Rock & Roll” (“dunne spoeling”, denk je dan): niemand die ze echt zou missen – vergelijk het met Bruno Tuybens. Je vraagt je meer dan eens af waar die geniale producer in Danger Mouse zich schuilhoudt. Niet dat-ie nooit z’n kop boven water steekt – de stevige flow van toptrack “No Matter What You’re Told” dichten we graag aan Burton toe – maar we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat met de fundamenten van pakweg “Holding On For Life” of “Leave It Alone” veel meer te rapen valt.
Waar het After The Disco aan ontbreekt, is – simpelweg – een eigen smoel. Wij gooien maar wat graag geld op tafel voor indie die het terrein tussen melancholisch/dromerig/contemplatief en dansbaar/melodisch/poppy verkent, maar niet voor indie die zo hardnekkig tussen die uitersten twijfelt dat ze vergeet te begeesteren. Broken Bells heeft het juiste klankenpalet te pakken, maar heeft nog wat timmerwerk nodig. Misschien een idee: eens in het repetitiekot duiken met Hot Chip?