Sinds ze Kenneth Kapstad als vaste drummer inlijfden, groeide Motorpsycho uit tot een prog-rockende kolos die uiteindelijk het eigen gewicht niet meer kon torsen en implodeerde. Het overambitieuze The Death Defying Unicorn diende zich aan als een ware supernova. Een adembenemend schouwspel, dat wel, maar zelfs de meest doorwinterde psychonaut stond erbij en keek ernaar.
Met het vorig jaar verschenen Still Life With Eggplant kwamen de voetjes dan toch terug op de grond en leverde het trio uit Noorwegen een plaat af die ook voor de gewone sterveling weer bevattelijke proporties aannam. Meer nog, het werd een van de sterkste langspelers uit hun indrukwekkende discografie. Ook op Behind The Sun staan de teugels weer strak gespannen, waardoor het uitzinnig gejam aanvankelijk netjes binnen de grenzen van het aanvaardbare wordt gehouden. De plaat opent met vier kleppers waarin alle facetten van Motorpscyho de revue passeren. “Cloudwalker (A Darker Blue)” had op Barracuda niet misstaan en “Ghost” grijpt terug naar het geluid van Phanerothyme, zij het de meer donkere variant. “On A Plate” is stonerrock pur sang en ook “The Promise” groovet aardig weg richting Black Hole / Blank Canvas.
Maar dan slaat de boel toch weer op hol. Het instrumentale “Kvaestor (Incl. Where Greyhounds Dare)” klinkt met zijn Zappaiaans notengefriemel even pompeus als de titel doet vermoeden. Op een podium wordt het ongetwijfeld een knaller, maar op plaat blijft het een ergerlijk tussendoortje van het type kijk eens wat ik allemaal kan. Ach, liever zo dan dat ze het muzikale spierballengerol over de hele plaat uitsmeren, denken we dan.
De tweede helft begint ingetogen met “Hell, Part 4-6”, een akoestisch liedje over gebroken harten dat gaandeweg epische proporties aanneemt met veel ruimte voor de betere gitaarsolo. Pink Floyd is nooit ver weg. “Entropy” volgt hetzelfde stramien, alleen neemt Hans Magnus Ryan hier de zang voor z’n rekening in plaats van Bent Sæther. Het zijn twee niet meer dan degelijke nummers die een kleine twintig minuten van de plaat in beslag nemen zonder al te veel op te vallen. De aandacht durft dan al eens te verslappen en dat is jammer, want misschien waren ze los van elkaar beter tot hun recht gekomen. In de twee afsluiters wordt het tempo gelukkig weer wat opgedreven. “Hell, Part 7” mikt met een opzwepende climax zelfs nog even op de adrenaline die Motorpsycho live opwekt en verwijst, voor de aandachtige luisteraar, naar het eerste deel van de Hell-reeks waarmee Still Life With Eggplant werd ingezet.
Behind The Sun laat zich beluisteren als een soort “best of”, maar dan met allemaal nieuwe nummers waarbij Motorpsycho constant een ander, maar toch vertrouwd masker opzet. Weinig samenhang dus, maar vooral de eerste helft van de plaat compenseert daarvoor met stuk voor stuk sterke nummers. Helaas ontbreekt het de wat langere nummers aan momenten die blijven hangen. Niet getreurd, een halfgoede Motorpsycho blijft natuurlijk een goede plaat, ook al kan ze niet tippen aan de talrijke steengoede releases van de Noren.