Een paar jaar geleden zag het er even naar uit dat het elektronicatrio Emeralds, samen met Oneohtrix Point Never, waarmee het vaak in één adem genoemd werd, op de rand van een doorbraak stond. Na een waslijst cd-r’s en cassettes werden de reguliere albums Does It Look Like I’m Here? (2010) en Just To Feel Anything (2012) overladen met lof en bereikten ze een publiek dat het culttrio gretig aan het hart drukte. Het was dan ook vreemd opkijken toen de band er in 2013 het bijltje bij neergooide. Niet lang daarna staat Emeralds-lid John Elliott echter alweer in Gent met zijn project Outer Space.
Het is bovendien wel verrassend hoe sterk Vooruit in zijn nieuwe programmering inzet op opvallende figuren binnen de hedendaagse, experimentele elektronica: verschenen Pete Swanson en Morphosis onlangs nog op het appel, dat staat voor morgen een label night gepland rond het invloedrijke Opal Tapes. Met Outer Space wordt niet teruggekeerd naar de culturele broeihaarden van New York of Berlijn, maar Cleveland, Ohio. Ooit thuisbasis van postpunkgiganten Rocket From The Tombs en Pere Ubu, nu vooral bekend door The Afghan Whigs, The National en Marilyn Manson. Gelukkig kregen we iets anders te horen van Veres en Elliott.
Outer Space is zeker verwant aan de in ambient en komische synths gedrenkte elektronica van Emeralds, maar neigt misschien wat minder naar popstructuren en meer naar een ietwat abstracter universum. Voor het in 2012 uitgebrachte Akashic Records (Events: 1986-1990) liet Elliott, die door z’n curatorschap van Spectrum Spools een van de centrale figuren binnen de scene geworden is, zich omringen door een paar verwante geesten, waaronder producer Andrew Veres, die er ook nu bij was. In de goed verstopte Emielruimte van de Vooruit dook het duo een slordige veertig minuten onder in een wereld die zich helemaal niet zo eenduidig liet labelen.
Het was een beetje jammer dat de visuals het al na enkele minuten voor bekeken hielden. Weg met de psychedelische insteek en dus was het kijken naar een tweetal dat er geconcentreerd boven z’n tafel laptops en knopjes hing. Bepaald opwindend kan je dat niet noemen, maar gelukkig werd dat voor een stuk wel gecompenseerd door de muziek, die iets minder schatplichtig was aan de 70’s synths dan het album, al ging het heel erg klassiek van start met een stuk dat je harmonisch terugvoerde naar het midden van de jaren zeventig en de clash van avant-garde en elektronica, ergens tussen Eno en Tangerine Dream.
Daarna leek het alsof de twee een parcours uitgestippeld hadden dat wel steek hield, maar niettemin een paar keer leek te twijfelen tussen meerdere uitwijkmogelijkheden. De subsonische bassen kwamen meer op de voorgrond, een snerpend hi-hat-achtig ritme werd rond een zwaardere puls vervlochten, en voor je het besefte was je beland in een dwingende golf van klanken. Niet bepaald groovy, maar op een afstandelijke manier wel meeslepend en trance-opwekkend, aanleunend bij een broeierige clubsfeer. Dat effect werd ook mooi aangehouden in een passage die sterker verankerd was in een minimalisme dat voortdurend flirtte met de wereld van de drones.
Geen idee hoe dergelijke muziek live precies uitgevoerd werd, maar het was wel opvallend om te zien hoe verschillende de twee tewerk gingen: Elliott, de ogen regelmatig gesloten, leek voortdurend op te gaan in de muziek en hier en daar wat bij te sturen, terwijl Veres voortdurend van links naar rechts switchte, in de weer met geluiden en verschuivende effecten. Hij was het ook die in de slotfase een micro gebruikte voor wat vervormde effecten. Die had de muziek eigenlijk niet nodig, want het duo was intussen beland op het meest abstracte, indringende en misschien ook geslaagde stuk van z’n set. Een revelatie of verrassing was dit niet, maar wel een compacte sessie die de in de retro gewortelde elektronica knap vervlocht met een meer eigentijdse stijl en sound.