Als de eindejaarslijstjes je ergens aan herinneren, dan is het wel de stapel releases waar je niet aan toe kwam. In 2013 misten we zo Time Off van de in New York gebaseerde gitarist Steve Gunn. Al willen we die nu toch even aanprijzen omdat hij volgende week twee concerten in de buurt speelt. En omdat het een verdomd goeie plaat is.
Gunn is in deze contreien trouwens geen onbekende. Zo was hij niet zo lang geleden nog te gast op het Graag Traag-festival in Hasselt en speelde hij het voorbije najaar enkele concerten met de Belgische ritmesectie De Stervende Honden (Tommy Denys en Erik Heestermans). Time Off is de eerste plaat onder zijn eigen naam waarop hij met een band te horen is. Samen met bassist Justin Tripp en oudgediende/drummer John Truscinski biedt hij een prachtig staaltje van zijn wonderbaarlijke rootsmuziek aan.
Net zoals andere jongere gitaristen William Tyler en wijlen Jack Rose, gaan de roots van Gunn terug naar onder andere legendarische folkgitaristen zoals John Fahey en Robbie Basho. Mmaar Gunn heeft ook nauwe banden met Michael Chapman en beweert zelf ook beïnvloed te zijn door het minimalisme van LaMonte Young, de Indische muziek en freejazzgigant Sonny Sharrock. Doe daar gerust nog wat vroege psychedelische muziek bovenop. Het samenspel met Tripp doet immers meer dan eens denken aan de interactie van Jerry Garcia, Bob Weir en Phil Lesh binnen The Grateful Dead, terwijl de bluesier tracks ook verwant zijn aan de stijl en sound van Jorma Kaukonen (vooral bekend van Jefferson Airplane en Hot Tuna, maar ook een voortreffelijk folk- en bluesgitarist).
In die zes songs (tussen vijf en negen minuten) is herhaling alleszins een constante. Gunn speelt stukken die gefundeerd zijn in sterk repetitieve patronen, altijd akoestisch, maar soms ook aangevuld met elektrische gitaar. Bij een eerste oppervlakkige beluistering lijkt het allemaal weinig ambitieus, zeker als je hoort dat Gunn vooral portretten over zijn nabije omgeving of bekenden speelt, maar dan zou je voorbij gaan aan de finesse en het verfijnde gitaarspel, tussen lyrisch getokkel en minimalistische psychedelica. Een song als “Lurker” roept met zijn lichte countrytoets en luchtige ritme een enorm gedetailleerde gedachtewereld op. Je gelooft nooit dat het stuk haast acht minuten aanhoudt, want het is voorbij in een vingerknip.
“Street Keeper” is nog zo’n mooie. Eerst een eenvoudige folkriedel, daarna een aanloop die rustig wordt omgezet in een eindeloze herhaling die zorgt voor een Oosters getinte trance en door de zweverige zangpartij rechtstreeks naar The Byrds verwijst. Of naar de acolieten van The Rain Parade. “New Decline” klinkt dan weer veel bluesier, met in de tweede helft een elektrische solo die perfect aansluit bij het minimalisme van Garcia. En zo roteert Gunn verder, met hier en daar een knappe ondersteuning op cello (Helena Espvall van Espers), maar vooral met perfect afgemeten gitaarspel en de functionele opvang van zijn kompanen die perfect aanvoelen waar de songs naartoe moeten. Veel mooier kon de ode “Old Strange” (voor Jack Rose) ook niet zijn. En de negen minuten van afsluiter “Trailways Ramble” zijn veel te kort.
Op die manier groeit een plaat die in eerste instantie nogal gewoontjes klinkt uit tot een pareltje dat de vele invloeden van een meestergitarist samenbrengt in een even persoonlijke en creatieve als toegankelijke plaat, eentje die luisterbeurt na luisterbeurt blijft bedwelmen en fascineren.
Steve Gunn speelt op 21 januari in Les Ateliers Claus en op 23 januari in het café (gratis) van de Vooruit (Gent). Via FMA (Free Music Archive) is nog een knappe reeks opnames beschikbaar.