Er zit redelijk wat jong jazzgrut in het sextet Mount Meru, maar de band afdoen als een doorsnee jazzcombo zou getuigen van foute informatie. Het neigt allemaal sterker naar de sfeervolle kamerpop dan naar het spul van de vingerknip. Het is ook wat gestroomlijnder dan wat enkele van de leden doorgaans doen, maar dat is dan weer een bewijs van hun veelzijdigheid. Er zit in Arbres ook genoeg kwaliteit om te kunnen spreken van een eigen smoel en (hopelijk) een mooie toekomst.
Bassist Hugo Antunes, euphoniumspeler Niels Van Heertum (ook op bugel), pianist Seppe Gebruers en drummer Lander Gyselinck kwamen eerder aan bod op deze website, maar dan wel binnen contexten van avontuurlijke jazz en vrije improvisatie. Antunes, een in België verblijvende Portugees, heeft al behoorlijk wat kilometers op de teller (onder meer aan de zijde van Nate Wooley), Van Heertum en Gebruers maken onder meer deel uit van het zevenkoppige Ifa Y Xango, een van de beste dingen die de Vlaamse improvisatie in de voorbije jaren overkomen is. Gyselinck heeft zich ontpopt tot een van de meest eclectische jonge muzikanten van het land (ook al verblijft hij nu vaak in New York).
De koers van Mount Meru wordt echter even sterk gekleurd door gitarist Benjamin Sauzereau en (vooral) zangeres Sanne Huysmans, die hier zingt in het Frans en het grootste deel van het gewicht op de schouders krijgt. Ze kwijt zich alleszins goed van haar taak, want zonder te vervallen in opzichtige stemgymnastiek of te beschikken over een “klassieke” jazzstem, weet ze toch wel indruk te maken met een sterke performance en mooie controle over de stem. Die klinkt charmant en haast meisjesachtig, maar laat op gepaste tijden genoeg maturiteit horen om geloofwaardig te zijn. Wat stemklank betreft, zit ze dan weer in de buurt van Noémie Wolfs (Hooverphonic), en in de zeldzame hogere uitschieters in die van Harriet Wheeler (The Sundays).
Opener “Arbre II” laat meteen horen dat Mount Meru niet voor het grote geweld gaat. De minimalistische aanloop van Gebruers– die hier een pak ingetogener speelt dan we van hem gewoon zijn –leidt naar een sfeervol verhaal, een comfortabele zone die verpakt wordt in een warme groepssound met zwier en elegantie. De song wordt ook mooi gespiegeld in slotnummer “Arbre” dat je zo zou kunnen slijten aan pakweg Axelle Red, en die zou er gegarandeerd een hit mee scoren. Zo zijn er nog: het iets zwoelere “Le Bonheur”, waarop enkel aan te merken valt dat het blazersarrangement nog wat meer uitwerking verdiende, en “… Que La Terra Lui a Chuchoté” (let daar op de haast samenzweerderig klinkende zang van Huysmans) zijn compacte popsnoepjes in een stijlvol, jazzy kleedje.
De band legt de luisteraar geen strobreed in de weg, maar hier en daar mag er ook wat buiten de lijntjes gekleurd worden. Een stuk als “Dormez Bien” start vaag schetsend, haast in impressionistische soundscapemodus, met ronkende, gestreken bas en een vaag onheilspellend sfeertje, alvorens om te slaan in een donker en traag wentelend drama. Vissend in dezelfde vijver: “L’Ennui”. De ongemakkelijke wrijving wordt er misschien wat te aarzelend uitgewerkt, waardoor het stuk het lijkt te gaan begeven voor het einde, maar toch zorgt een stemmenstapeling voor een knap, omfloerst einde. “Le Progrès (Est Une Idée Sangruene)” liet ook al horen dat Huysmans de woorden kan kneden en dat Sauzereau een subtiele, dromerige stijl en klank hanteert die aanleunt bij die van Ruben Machtelinckx.
Arbres is een knap album geworden, alleen zou je willen dat een paar muzikanten binnen de band nog wat meer hun stempel op het groepsgeluid kunnen drukken. Ze spelen allemaal ten dienst van de band, de songs en de zangeres (daar is niks mis mee, want het is een kwestie van context). Toch kan je je niet van de indruk ontdoen dat het met wat gewaagdere ideeën en aanpak nog beter kan klinken, zonder daarom z’n toegankelijkheid te verliezen. Alle commentaar terzijde, is het duidelijk dat hier voldoende potentieel én bagage aanwezig is om te zorgen voor een sterk vervolg.