“Na radicale bewerkingen van onder andere La Divina Commedia en Het Oude Testament vergrijpt FC Bergman zich deze keer aan een andere literatuurklassieker,” zo wordt beweerd in het programmaboekje bij Van Den Vos. Het mag duidelijk zijn dat het jonge theatergezelschap trots is op de manier waarop ze de traditie mismeestert – en wie deze voorstelling heeft gezien, weet dat die trots nog geen klein beetje terecht is.
Na de met lof onthaalde woordeloze voorstellingen van hun Antwerpse Klepper 300 el x 50 el x 30 el en het locatietheater van Terminator Trilogie, keren de leden van FC Bergman terug naar een theatertekst. Eentje uit de pen van Josse De Pauw, die zijn stof ontleende aan Van den Vos Reynaerde, het middeleeuwse dierenepos van ‘Willem die Madocke maakte’. De schrijver-acteur volgt echter een oudere, minder gekende interpretatie: die waarin niet Reynaert de Vos, maar Ysengrim de Wolf centraal staat. Hij is het die, in opdracht van Koning Nobel, belast wordt met de dagvaarding van de zich misdragende Vos; een opdracht die hem uiteindelijk volledig zal verteren, zo blijkt uit de interpretatie die Josse De Pauw en FC Bergman ons voorschotelen.
De Vos (een rol van Dez Mona-frontman Gregory Frateur) houdt zich dan ook gedurende het grootste deel van de voorstelling verborgen in de wildernis die het podium van de Bourlaschouwburg heeft overwoekerd, terwijl Ysengrim (Dirk Roofthooft draagt de voorstelling) om en bij z’n zwembad geconfronteerd wordt met de chaos en het morele verval. De zetels van het parterre van het Toneelhuis moeten tijdens Van Den Vos volledig plaats maken voor het speelveld, een zwembad dat wordt ontsierd door vallende bladeren en nu en dan een lijk, en langzaam maar zeker de hele scène doet onderlopen, hoezeer Ysengrim zich er aanvankelijk ook tegen lijkt te verzetten. Zijn verwoede pogingen draaien op niets uit; zijn idealen moeten het onderspit delven tegen de oppervlakkige decadentie waarin koning Nobel (Stef Aerts heeft niets te doen, en doet dat goed) en koningin Gentel (een sterke Viviane De Muynck) zich wentelen – want waarom zou schijn minderwaardig zijn aan waarheid? Van Den Vos is dan ook doordrongen van een soort esthetisch fatalisme, dat zich niet in het minst laat gelden in het laatste bedrijf van het stuk, waar de muzikaliteit van de voorstelling tot een orgelpunt komt.
Die muziek werd gecomponeerd door violiste Liesa Van der Aa (die haar viool eerder ook al leende aan Guy Cassiers’ Musilmarathon), in samenwerking met het Duitse Solistenensemble Kaleidoskop. De muziek die ze doorheen Van Den Vos brengen, schippert ergens tussen klassieke filmmuziek en meer experimentele klanktapijten en benadrukt het spanningsveld waarin de hele voorstelling zich afspeelt. Zelden treden Van der Aa en haar muzikanten op de voorgrond, maar ze zorgen wel voor de perfecte begeleiding bij wat er zich inmiddels op de scène zoal afspeelt en ze zorgen daarbij voor sfeervolle accenten.
De filmische manier waarop dat gebeurt, is geen toeval; zoals eerder ook al in Terminator Trilogie en 300 el x 50 el x 30 el het geval was, maken de theatermakers ook nu uitgebreid gebruik van filmbeelden en live-projectie. De camera is voortdurend aanwezig op de scène en projecteert de zorgen van Ysengrim op een groot glazen scherm dat de chaotische habitat van de Vos scheidt van het zwembad van de Wolf. De close-ups van Roofthoofts hoofd zorgen dat zijn personage nooit te passief wordt; terwijl hij zijn handlangers Bruun de Beer (Wim Verachtert) en Tybeert de Kater (Bart Hollanders) erop uit stuurt om de Vos te dagvaarden, overpeinst hij de hele boel op een verdraaid intrigerende manier, waarbij je als toeschouwer getuige bent van de wijze waarop hij zichzelf beetje bij beetje verliest in zijn obsessie.
Maar de filmische referenties gaan verder dan dat. De avonturen van Bruun en Tybeert werden vooraf opgenomen, op locatie in Schotland, en worden tijdens de voorstelling op het scherm geprojecteerd; het zijn korte, viscerale filmfragmenten die we, konden we dat doen, bij de meest opwindende Vlaamse cinema van dit jaar mogen rekenen. En dan is er nog de invloed van filmmakers als David Lynch en Lars von Trier – een scène waarin de koning en koningin zich aan een bizarre maskerade wagen, had zo uit Mulholland Drive of Inland Empire kunnen komen, terwijl de enscenering van Reynaerts vergrijp aan Ysengrims vrouw Hersin (Marie Vinck) dan weer rechtstreeks geïnspireerd lijkt op een shot uit Melancholia.
De manier waarop FC Bergman, in samenwerking met Toneelhuis en Muziektheater Transparant, al die verschillende invloeden – middeleeuwse dierenepen! klassiek-experimentele muziek! hedendaagse cinema! – samenbrengt in zo’n coherente, straffe voorstelling, is nooit minder dan indrukwekkend. De theatertaal die het jonge collectief aanwendt, is ongelooflijk uitgebreid zonder ooit gratuit experimenteel aan te voelen, en de gedeelde regie verliest nooit de kern van het stuk uit het oog. Achter Van Den Vos schuilt een rotgetalenteerde groep theatermakers en het resultaat bestaat dan ook uit dik anderhalf uur verbijsterend drama waarvan we elke minuut gekoesterd hebben.
Nog tot 21 december in Toneelhuis Antwerpen, daarna op tournee.