A Conspiracy Of Hope :: De kille eighties als hoogtepunt van het benefietconcert

Het was 1986 en Live Aid had de baas van Amesty International op een idee gebracht. Met een toezegging van U2 op papier kreeg hij de grootste namen van het moment samen voor een korte concertreeks langs de stadions van de grootste Amerikaanse steden. Drie maand later was zijn organisatie er één waar je niet meer naast kon kijken. Het koudste decennium van de afgelopen eeuw had desondanks toch een brandend hart.

De clichés over de jaren tachtig kent u ongetwijfeld uit het hoofd. Nektapijten. “Greed is good”. Neonkleuren. Voeren. Wat in al die historische imagebuilding echter is vergeten, is dat er ook een ándere eighties bestonden. Die van massale anti-rakettenbetogingen en al even drukbezochte massaconcerten voor het goede doel. Hoe kon het dat net in dat kil decennium, waarin het egoïsme als goede daad werd gepredikt, zo’n laaiend vuur van idealisme uitsloeg? Daarvoor moeten we even terug in de tijd, naar de patchoeli en de lange haren.

Met de hulp van ene J. Cleese

Het is immers in de tegenbewegingen van de jaren zestig en zeventig dat de kiem van de latere massaconcerten moet worden gezocht. In een geest van liefde is een benefietconcert voor een ander al eens sneller opgezet, en dat zou in 1971 resulteren in The Concert For Bangladesh, een evenement in New York, waarmee een supergroep rond Beatle George Harrison en Ravi Shankar en tal van gasten geld voor het door een vloedgolf verwoeste Bengalen probeerden binnen te rijven. Het zou het eerste liefdadigheidsoptreden van die grootte zijn.

Aan de overkant van de oceaan waren het de komieken die aan de kar trokken. Daar was het de Britse afdeling van Amnesty in 1976 niet ontgaan dat een van hun regelmatige donateurs een zekere “J. Cleese” was. Die bevestigde graag dat hij inderdaad dé John Cleese was, en zegde toe om een fundraisingavond van de organisatie op te fleuren, samen met zijn maten van Monty Python en andere humoristen. Onder de naam A Poke In The Eye (With A Sharp Stick) werden drie avonden uitverkocht, en een jong productielid kwam met het idee om ook een documentaire te filmen over de avonden.

Het zou dié Martin Lewis zijn — in het dagelijkse leven een beginnend platenfirmapief — die de succesvolle benefietoptredens de komende jaren zou uitbouwen. In 1979 werd uiteindelijk een overkoepelende naam voor de jaarlijks terugkerende avonden gevonden: The Secret Policeman’s Ball. En er was nog een nieuwigheidje. Met zijn contacten in de muziekwereld kon Lewis Pete Townshend verleiden om de avond ook van muziek te voorzien. In de woorden van de gitarist van The Who: “Ik was min of meer aangeworven om de boel wat te verlichten tussen alle comedy door.”

Het hek was los. “Toen begon ik de kracht te begrijpen van hoe de ene ster de andere kan aansteken”, zou Lewis later zeggen. “Pete gaf me Stings nummer en nog voor ik aan de telefoon goed en wel Secret Policem… had uitgesproken, vroeg hij al “Doe je er weer één? Ik doe mee! “” Hij zou niet alleen zijn. Ook Phil Collins, Eric Clapton, Jeff Beck, Donovan en — daar heb je onze volgende sleutelfiguur — Bob Geldof tekenden present.

Met die laatste editie zou The Secret Policeman’s Ball voor acht jaar van de agenda verdwijnen, maar het idee van een concert voor het goede doel bleef. De vroege jaren tachtig zouden een explosie van kleinere liefdadigheidsoptredens zien, in die mate zelfs dat de kranten over een “benefiet-moeheid” begonnen te spreken. Maar daar had Geldof even geen oog voor toen hij beelden van de hongersnood in Ethiopië zag en in 1985 Live Aid op poten zette; het werd een onderneming op ongeziene schaal; een stadionconcert in Londen en tegelijk eentje in Philadelphia, waar werkelijk de allergrootste aan meededen, van een U2 op de rand van de doorbraak, over een dominant Queen tot Elton John en Paul McCartney.

Video made the benefit star

Live Aid was een historisch moment. Eén dat mensen aan het dromen zette, en op zoek naar een manier om Amnesty’s vijfentwintigste verjaardag te vieren, gaf het Amerikaans directeur Jack Healey het idee voor een rondreizende karavaan rocksterren die het goede woord zouden verspreiden. U2, altijd al zeloten voor de goeie zaak, waren snel overtuigd. “Nadat hij met ons was komen praten na een concert in New York, gaven Bono en ik hem min of meer een tegoedbon voor een week van onze tijd”, zou manager Paul McGuiness zich later herinneren. “Het idee was dat hij dat kon gebruiken om andere sterren te overtuigen.”
Dat liep niet van een leien dakje. Al snel leerde de organisatie dat sterren niet door hén, maar door elkaar gevraagd worden. Bono stroopte zijn mouwen op en belde elk nummer dat hij had. Moeilijkste geval daarbij: Prince. “Vertelde zijn manager om een bepaald nummer te bellen tussen zeven en acht. Of dat zijn thuisnummer was? Neen, dat van de studio, en rond dat tijdstip kon het al gebeuren dat hij langs de telefoon liep, en dan zou hij opnemen.” Zijne Gepaarsdheid zou niet antwoorden, en A Conspiracy Of Hope — zoals de tour ondertussen was genaamd — zou zonder hem plaatsvinden.

Volk genoeg dat immers wel had toegezegd. Lou Reed, Peter Gabriel, Bryan Adams, Joni Mitchell, U2 en een voor even herenigd The Police zorgden voor de top van de affiche, daaronder figureerden onder andere jazzgrootheid Miles Davis, Jackson Brown, Peter, Paul & Mary, en nog zoveel meer. Toen het reizende circus op 15 juni 1986 afscheid nam met een passage in het Giants Stadium in New Jersey, zou dat door miljoenen mensen worden aanschouwd. Niet alleen waren er immers tachtigduizend mensen ter plekke, maar MTV, dat altijd al een goeie thermometer had voor wat de jeugd bezighield, was ook op het fenomeen gesprongen en zond de dagvullende show integraal uit. “I have a vision: television!”, zou Bono vijf jaar later op het hoogtepunt van de Zooropa-tour vol ironie uitstoten; hij had de kracht ervan dan ook aan den lijve ondervonden.

Natuurlijk was er scepsis. Wist het publiek wel waarvoor het concert op poten werd gezet? Niet iedereen. Maar was dat niet net de bedoeling? “Plots hadden we toegang tot een massa jongeren die voordien niet eens wisten dat Amnesty ook maar bestond”, zou Martin Lewis het later samenvatten. Een etmaal later zouden ze die kennis wel hebben. En ook Bono wist dat uit eerste hand. “Natuurlijk zullen de toeschouwers geweldig zijn. Ik weet dat, want ik was ook ooit gewoon kijker bij The Secret Policeman’s Ball, en dat is een deel van mij geworden. Het heeft een zaadje geplant.” En zo leek het ook effectief te gaan. Eenmaal de balans van het elf dagen durende circus kon worden opgemaakt, bleek dat Amnesty America er op enkele maanden tijd 45.000 leden bij had gekregen — een verdubbeling van het aantal mensen dat hen daarvoor steunde.

Business smarts

Jack Healeys gok was een juiste geweest. Als je er maar een goeie megafoon had, dan kon je mensen nog steeds bereiken en warm maken voor de goede zaak. Toch zouden dat soort massabenefietconcert iets zijn dat specifiek toebehoort aan de jaren tachtig. Na A Conspiracy Of Hope zou in 1988 in Londen nog het Free Nelson Mandela Concert worden georganiseerd, en in 1992 volgde nog ietwat laat The Freddie Mercury Tribute Concert tegen AIDS, maar de periode dat popsterren mensen rond één goed doel konden scharen zou niet lang duren. In 1998 probeerde Amnesty het nog eenmalig in Parijs toen de “Universele Verklaring van de Rechten van de Mens” vijftig werd, maar dat had absoluut niet de impact van die eerste concertreeksen.

Een paar jaar lang hadden alle stukjes op de juiste plaats gelegen. De erg gepolariseerde tijdsgeest van de Koude Oorlog, waarin alle kanten de dingen zwart-wit zagen, liet ruimte voor een goed georganiseerde tegenbeweging. Het waren de erfgenamen van de idealen van de hippies en de punks, maar met de business smarts van de eighties die de handschoen zouden opnemen: organisaties die ooit in een zweem van naïef engagement waren opgericht, volwassen waren geworden en zich soms ontpopten tot multinationale mastodonten (herinner u de alomtegenwoordige “No Time To Waste”-t-shirts).

Rockers waren dan weer uitgegroeid tot moderne iconen en voelden soms hun geweten knagen. Zegt Healey: “De markt voor rockmuziek boomde in het midden van de jaren tachtig en heel wat artiesten deden gouden zaken. Je kunt zeggen dat daar wat schuldgevoel bij kwam kijken; de vraag of ze met die nieuw verworven populariteit en publiek niets moesten aanvangen dat meer was dan zomaar tickets en platen verkopen. Konden ze niets meer doen?”

Een decennium lang wel dus, maar de val van de Berlijnse Muur zou de wereld in 1989 grondig opschudden. Een stukje geloof in de maakbaarheid van de wereld verdween in een maatschappij die het eenvoudig zwart-wit van voorheen was verloren. “Rockstars telling me how to vote? I don’t fucking think so”, raasde stand-up comedian Denis Leary vier jaar later. Met de komst van grunge werd idealisme plots vergezeld van een gezonde dosis cynisme. Er was ook gewenning opgetreden en realisme. Niet elke dictator was onder de indruk van die berg post op zijn deurmat, soms kwamen gevangenen niet vrij. Net zoals een Facebook-like vandaag ook geen bal verschil uitmaakt voor een Filippijn die het dak boven zijn hoofd kwijt is aan Hayan, zo gingen ook lidkaarten van Amnesty vergelen. Maar dat iemand de mensenrechtenorganisatie niét kende? Dat was voortaan onmogelijk.

De vier concertreeksen ten voordele van Amnesty International, waaronder A Conspiracy Of Hope zijn onlangs gebundeld in de dvd-box ¡Released! The Concerts For Human Rights

http://www.humanrightsconcerts.com/
PiaS
Eagle Vision

recent

David Bowie :: EART HL I NG

Beste album ooit !

test

Sparklehorse :: Bird Machine

We dachten dat het nooit meer zou gebeuren, maar...

Nicolas Barral :: Als de fado weerklinkt

De periode Salazar is een donkere bladzijde in de...

verwant

Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in