Het getuigt van humor en een forse dosis zelfrelativering dat deze vier kleppers Rocket Science kozen als titel voor hun eerste album en het artwork dan ook nog eens lieten sieren door een wirwar van onbegrijpelijke formules. Dat is immers hoe de muziek vaak klinkt: zo ver doorgedreven, complex en gelaagd dat je je een beetje onnozel gaat voelen. Anderzijds brengt het de fascinatie niet in gedrang: het ongrijpbare mysterie dat deze muziek uitstraalt blijft een uur lang overeind.
Je zit hier dan ook in de meer cerebrale vleugel van de geïmproviseerde muziek, waar elektronica en akoestische elementen een verbond aangaan dat zelden vanzelfsprekend klinkt en de muzikanten de traditionele noties van muzikaliteit aan hun laars lappen. Dit album bevat amper herkenbare melodieën, warme harmonieën en duidelijke ritmische patronen. Om nog maar te zwijgen over swing of schwung. Dit is luistermuziek die opperste concentratie vergt en raait rond klankenonderzoek, het uitproberen van combinaties, aftasten van relaties, creëren van spanning en wrijving. Vooral veel wrijving.
Je hebt hier dan ook te maken met een onwaarschijnlijk potentieel. Zowel Evan Parker als de vijfendertig jaar jongere Peter Evans behoren tot de absolute virtuozen op hun instrument. Ze staan hun mannetje in uiteenlopende contexten en beheersen zowel de traditionele als de ongewone speeltechnieken tot in het extreme. Dat is het meest duidelijk in hun respectievelijke soloreleases, maar komt ook ruimschoots aan bod op hun gezamenlijke albums. Op Rocket Science is dat niet anders. Luister bijvoorbeeld maar hoe Evans zijn trompet aanvankelijk als een klarinet laat klinken in “Fluid Dynamics”, of hoe hij in een vingerknip kan overschakelen van conventionele flarden naar buitenaardse reutels, vliegensvlugge klankenslierten (die solo in “Life Support Systems”!) of breed uitgesmeerde noise-uitspattingen.
“No edits or overdubs” wordt er expliciet vermeld, en met dat in het achterhoofd word je nu en dan getrakteerd op een onwerkelijk spektakel. Evans en Parker zijn samen al in staat tot verbluffende resultaten, maar met pianist Craig Taborn en laptoptovenaar Sam Pluta (ook een cruciale pion binnen Evans’ kwintet) erbij, gaan de resultaten soms al helemaal over de rooie. Taborn hoeft daarvoor niet eens alles uit de kast te halen of te kiezen voor een gewelddadige aanpak. Het blijft soms bij hardnekkig rondhangen in het lage register of zelfs kiezen voor de glasheldere fragiliteit die ook al te horen viel op zijn soloalbum Avenging Angel. In combinatie met de creativiteit van zijn collega’s leidt het tot een geheel dat zoveel excentrieker is dan de som van de afzonderlijke delen.
Pluta zorgt als wild card binnen het gezelschap vaak voor het vreemde element. Ruis, prikkel, blieps en achterwaarts afgespeelde flarden duiken plots op en vertrekken weer zoals het hem uitkomt, doen nog een schep bovenop de spanning, of zijn soms ook bedoeld om het boeltje — die versmachtende, schijnbare chaos — even te ontlasten. Maar het is vooral indrukwekkend om te horen als het inzetten van live processing duidelijker gedemonstreerd wordt. Pluta creëert immers niet enkel eigen geluid, hij doet dat ook door dat van zijn collega’s terplekke te manipuleren en terug te kaatsen. Vooral in “Flutter” leidt dat tot ongehoorde resultaten: een kort duet met Taborn is een stukje surreëel schaduwboksen dat vervolgens weer overgaat in een wespennest van heen-en-weer-gestuiter vol circulaire ademhaling, gekmakende herhalingen en een uit z’n voegen barstende totaalsound.
Een cd zal nooit een volwaardig alternatief voor de live gebeurtenis zijn (degenen die op die bewust avond aanwezig waren in de Londense club The Vortex kregen er trouwens ook nog het kwartet van gitariste mary Halvorson bovenop), want deelgenoot zijn van zo’n performance is een ervaring met een veel intenser en fysieker gehalte, maar weggezonken in een sofa, bij voorkeur met een koptelefoon in de aanslag, is dit ook een belevenis om met openvallende mond naar te luisteren. Dat het je verstand soms te boven gaat, is dan weer een lesje in nederigheid, en dat kan nooit kwaad.