Kleine meisjes worden groot, dat is er nu eenmaal eigen aan. Jeugdigheid wordt overboord gekieperd en naïviteit in de kast opgeborgen. Zo moet het bij Basia Bulat ook ongeveer in zijn werk zijn gegaan.
De hoes geeft dat proces al aan: het huppelende, van een kamerbrede glimlach voorziene meisje is vervangen door een zwart portret van de zangeres. Onbezorgdheid in een rouwkleed. “Two months before I was due to begin recording, I suffered a deep loss/I kind of started over” staat te lezen op haar website. Afgaand op haar teksten heeft de liefde inderdaad niet op een wilde trap meer of minder gekeken. “I never thought that you would have the nerve to come and shoot her down (…) I never dreamed that you would be the one to shoot me down so soon”, waarna ze tevergeefs “It can’t be you” prevelt. In andere songs blijft de geliefde spoken, of komen waanbeelden van een onmogelijk geluk aan de oppervlakte.
Dit alles is verpakt in een opvallend gestroomlijnd geluid: Bulat wou iets modern en deed daarvoor een beroep op Tim Kingsbury, lid van Arcade Fire, en Mark Lawson, die mee aan het stuur zat bij de opnames van The Suburbs. In tegenstelling tot de analoge soberheid van de vorige twee albums, moesten deze twee heren voor een voller geluid met gitaar, elektronica en percussie zorgen. Een nummer als “Promise Not To Think About Love” is daar een duidelijk resultaat van: met zijn handgeklap en voorstuwend tempo is dit wel een aangenaam, vlot beluisterbaar nummer dat wel even blijft hangen. Het is echter ook niet méér dan dat, daarvoor heeft het te weinig verrassingseffect of diepgang.
Die songs zijn op Tall Tall Shadow helaas nogal talrijk: het stemmenwerk van “Wires” glijdt wel makkelijk het oor in, maar echt lang blijft het daar niet zitten. Ook “Paris Or Amsterdam” is in hetzelfde bedje ziek. De nummers zijn dan wel voller en meer gepolijst, maar dit zorgt er niet voor dat ze beter of aantrekkelijker zijn dan die van de vorige platen. “Five, Four” biedt daarentegen nog wel een sterke, ranselende gitaarlijn en een overtuigende, vocale prestatie van Bulat, maar heeft uiteindelijk nog te weinig te bieden om er echt bovenuit te steken
Een song als “It Can’t Be You” doet dat dan weer wel: enkel gewapend met akoestische snaarklanken (afkomstig van een, ja écht, charango) en haar stem die zich weer in de meest adellijke sferen bevindt, bezingt Bulat haar smart. Het nummer toont dat het allemaal nog wel meevalt met de aangekondigde experimenten met elektronica, en dat soberheid voor dit soort artiesten wel degelijk een zege kan zijn. Ook in “Never Let Me Go” slaagt de zangeres er in om ons rillingen te bezorgen. Opnieuw is haar stem de verantwoordelijke: verheven, hoog reikende vertakkingen dragen het nummer en worden daarbij enkel ondersteund door een dromerige, knisperende elektronicalijn (nauwelijks hoorbaar) en wat percussie.
Anderzijds zijn er ook songs waarbij de geserveerde elektronica en klanken wel degelijk een goede ruggensteun vormen. “Someone” bewijst dat met een hotsende synthesizer, maar het is vooral “The City With No Rivers” dat met zijn ruizige klanken beklemt. Een sobere intro met alleen stem en ruis krijgt navolging van vioolsneren en wat percussie, waarboven Bulats stem ronddwaalt als een lijkbleke schim. Zeer onverwacht om zo’n dreiging uit zo’n frêle zangeres te horen komen.
Tall Tall Shadow is zeker geen slechte plaat: daarvoor staan er een aantal sterke songs te veel op. Het probleem met Bulat is echter dat zij er, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Joanna Newsom of Alela Diane, veel minder in slaagt om nummers te schrijven die er echt bovenuit steken, zeker nu ze haar geluid wat weg van de folk heeft geloodst. Toch zit er potentieel in, maar dan moeten we wel duimen dat ze op haar volgende plaat eindelijk wat meer het kaf van het koren weet te scheiden. En hopelijk is het oude, onbeschroomd zingende en met autoharp en naïviteit gewapende meisje niet helemaal dood en begraven, het zou zonde zijn.