Arne Sierens groeide op in de Gentse Brugse Poort. Een arbeidersbuurt net naast de Muide, op een steenworp van de Noorderdokken, vlakbij de vroegere weverijen. De buurt bestaat uit rijen en rijen arbeiderswoningen — tegenwoordig vaak nog steeds in erbarmelijke staat — waarin elk gezin zijn problemen kent. Sierens geeft ons een inkijk in de privélevens van de bewoners. Politiek kritisch, maar bovenal meeslepend, spitsvondig en ontroerend.
Bij monde van Jan Hammenecker wordt een monoloog van anderhalf uur op de scène gezet. Al gauw wordt duidelijk dat de buurt waarrond het verhaal draait geen positieve beschrijving verdient: de muren van de huizen zijn rot en zitten vol asbest, je hoort het als de buren hun wc doortrekken, de huizen zijn vochtig. Hammenecker doopt de buurt al redelijk vroeg in zijn betoog om tot het reservaat: de ‘sociale gevallen’ worden er gedumpt in huizen die altijd kleiner worden, want ‘als ze het op dertig vierkante meter kunnen, dan kunnen ze het op vijftien ook.’ En later begon het bestuur de huizen op elkaar te stapelen tot appartementsblokken, die door het sobere decor worden neergezet in vier rijen grijze stenen. Daarboven lopen de acteurs, als een soort van goden die eraan zijn ontsnapt en die nu een perfect zicht hebben op wat er beneden hen gebeurt.
Het verhaal dat Hammenecker vertelt, gaat over zijn fictieve zelf, Chief, en zijn ex-vriendin Kato, die een zoon had uit een vorige relatie. Die zoon, Jimmy, was plots verdwenen en Kato vroeg aan Chief om hem te gaan opzoeken op een adres midden in het reservaat. Terwijl Chief zijn wedervaren in de zoektocht naar Jimmy uitlegt, haalt hij tussendoor herinneringen op aan zijn problematische situatie vroeger, toen hij samen met zijn broer en vrienden in de kleine misdaad verzeild geraakte, en hoe zijn moeder dronk en hem mishandelde, omdat zijn vader was verdwenen. Het lijkt een opeenstapeling te zijn van clichés in een poging om de doorsnee gezinssituatie in sociale buurten weer te geven, maar dat stoort helemaal niet. Het verhaal is realistisch genoeg en met voldoende overtuiging gebracht om het geloofwaardig en boeiend te houden.
De rol van Sayaka Kaiwa blijft evenwel aanvankelijk nogal ondoorgrondelijk. Het enige wat ze doet is rond Hammenecker heen dansen en bewegen, geluiden herhalen die hij maakt, en het lijkt of ze aldoor zijn aandacht probeert te trekken. Ze wekt ook niet de indruk dat ze ook maar iets begrijpt van wat er wordt gezegd. Meer dan waarschijnlijk speelt ze, naast opleuking van de monoloog, een Aziatische vrouw die door een westerse man uit haar geboorteland is weggehaald. Het is misschien een overbodige toevoeging, maar ze visualiseert de noodlottigheid van het personage dat Hammenecker neerzet: hij beweert voortdurend met luide stem dat hij van zijn problemen is weggeraakt, dat hij een lucratieve, legale zaak heeft opgestart en is verhuisd. Tegelijkertijd wordt hij nog constant geconfronteerd met zijn verleden, met zijn vroegere relaties, met drugs, en heeft hij zich een echtgenote gekocht.
Tussen de kritische en grappige bemerkingen door ontspint zich gaandeweg een verhaal dat op een dramatisch einde afstevent. De kaalheid van het decor en de quasi volledige afwezigheid van muziek beklemtonen het noodlot dat om de hoek loert: de onmogelijkheid om eraan te ontsnappen, de onmacht om zich aan de sociale verloedering te ontworstelen. Sierens slaagt er zeer goed in om deze kijk op de maatschappij via zijn verhaal te symboliseren, zonder dat die kijk al te letterlijk wordt uitgesproken en zonder dat het relaas belerend overkomt. Doordat hij koos voor een West-Vlaamse acteur, wordt het stuk verder van huis geplaatst, hoewel het oorspronkelijk voor de Gentse Feesten van 2012 werd geschreven. Het gaat niet meer om Arne Sierens en zijn mening over de situatie in de Brugse Poort: het is een algemeen probleem, vertolkt door een relatief onbekende acteur voor het theater.
Het stuk is kortom een grappige knipoog, een mooie dramatische vertelling, maar bovenal een harde aanklacht. Het is op een doodeenvoudige manier gebracht, met veel naturel en overtuigingskracht en met een klaterende tekst die voortdurend het evenwicht bewaart tussen schenenschoppen en groen lachen. Een must see bij ongetwijfeld aanstaande heropvoeringen.