Faye Dunaway en Warren Beatty in Bonnie and Clyde. Martin Sheen en Sissy Spacek in Badlands. Juliette Lewis en Woody Harrelson in Natural Born Killers. En nu, als de twee nieuwste leden in dat lijstje: Casey Affleck en Rooney Mara in Ain’t Them Bodies Saints. Ain’t Them Bodies Saints is de nieuwe film van indie-regisseur David Lowery, wiens eerdere films (St. Nick, Deadroom en Lullaby) het nooit tot een internationale release hebben geschopt. Het mag duidelijk zijn dat die ter voorbereiding van z’n nieuwste prent vooral naar Badlands heeft gekeken, maar dat wil niet zeggen dat hij Terrence Malick blindelings achterna loopt. Integendeel: in dik anderhalf uur drukt de Amerikaanse regisseur-monteur zijn eigen stempel op het thema van het killer couple.
Dat laat zich in de eerste plaats voelen in de plot: Bob Muldoon (Casey Affleck) en Ruth Guthrie (Rooney Mara) zijn twee geliefden die hun geld verdienen op een manier waar al eens wat zwaaien met een Colt aan te pas komt. Op een dag gaat een geplande overval echter fout: Bob en Ruth zoeken hun toevlucht in een schuur op de uitgebreide vlakten van Texas, waar ze belaagd worden door de politie, en Ruth tot haar grote verbazing de agent Patrick (Ben Foster) neerschiet. Bob neemt de schuld op zich, en verdwijnt achter de tralies, terwijl Ruth thuisblijft en een dochtertje op de wereld zet.
Opvallend is dat regisseur/scenarist Lowery zich focust op het verhaal van Bob en Ruth na hun arrestatie: in een heuse killing spree, zoals we die in de hierboven genoemde films te zien kregen, of een uitgebreide mise-en-scène van Ruth en Bobs strafblad is de man niet geïnteresseerd, in de spanningen en relaties die achteraf ontstaan des te meer. Terwijl Bob brieven schrijft naar Ruth en de dagen aftelt tot hij vrijkomt en z’n dochter kan ontmoeten, zoekt Patrick zelf langzaam maar zeker toenadering tot de vrouw van wie hij niet eens weet dat ze een kogel door z’n schouder heeft gejaagd. De driehoeksverhouding die dan ontstaat, wordt op een uiterst geduldige manier en met veel aandacht voor de personages uitgetekend: het is niet zozeer de spanning of de actie waar het voor Lowery om draait, maar wel wat de personages doormaken.
Het zal dan ook niet verbazen dat Ain’t Them Bodies Saints drijft op sterke, zij het behoorlijk understated acteerprestaties. Zo heeft Ben Foster eindelijk nog eens een goede rol te pakken: na zijn explosieve bijrol in 3:10 To Yuma was die wat weggezonken naar ondankbare rolletjes in slechte films (The Mechanic, Contraband), maar nu kan hij z’n kunnen nog eens bewijzen in de beperkte, maar subtiele vertolking van een niet eens zo antipathiek personage. Rooney Mara wordt dan weer beter en beter, en vormt als Ruth de spil van de plot, maar het is – wederom – Casey Affleck, die, in z’n typische, licht schlemielige maar o zo geraffineerde stijl, met het coolste personage uit de film gaat lopen. Het zal niemand verbazen dat het heen-en-weer-verlangen tussen Ruth en Bob de film vooruit drijft.
Dat uit zich vooral in een paar sterke scènes aan het begin van de film. In de openingsscène alleen al slaagt Lowery erin om de intimiteit van de relatie tussen Bob en Ruth duidelijk te maken; de scène waarin de twee gearresteerd worden, is dan weer zo sterk in beeld gezet dat de intensiteit eraf druipt. Het mag duidelijk zijn dat Lowery veel gevoel heeft voor enscenering: de composities zijn haarfijn uitgetekend, de belichting is altijd even poëtisch uitgebalanceerd. Het is overigens vooral daarin dat de invloed van Terrence Malick (en dan vooral van Badlands, maar ook van Days of Heaven) zich laat voelen – net als Malick heeft Lowery immers een voorliefde voor zacht uitgelichte beelden, met subtiele contrasten, die baden in een bruingele kleurfilter.
De sfeer van Ain’t Them Bodies Saints zit dus doorheen de hele film goed, ook in de gedaante van de uitgestrekte, Texaanse prairie, en de tijdloosheid van de setting: volgens de synopsis speelt het verhaal zich af in de jaren ’70, maar dat is nauwelijks merkbaar, omdat de film niet inspeelt op tijdsgebonden trends. Op zich maakt de periodieke setting dan ook niet zo veel uit; de personages uit Lowery’s film hadden zich een halve eeuw eerder even goed in hun sas gevoeld.
Wat wel beter had gekund, is de vertelling van de plot. Dat er eigenlijk niet zo bijster veel gebeurt gedurende de film, kan niet zo veel kwaad, maar dat sommige plotontwikkelingen weinig duidelijk of te weinig relevant blijken, ontneemt Ain’t Them Bodies Saints wat van z’n prestige. Zo blijkt dat Bob op een bepaald moment nog wat ongure lieden tegen zich in het harnas heeft gejaagd; de reden waarom blijft echter aan de vage kant, en hoewel die plotlijn voor enkele knappe scènes zorgt (Keith Carradine krijgt daarbij een sterke bijrol als Bob en Ruths adoptievader), dreigt de focus van de centrale plotlijn daarbij een beetje verloren te gaan.
Maar laat dat u niet tegenhouden om 105 minuten van uw leven in het gezelschap van Bob, Ruth en Patrick door te brengen. Ain’t Them Bodies Saints is een film zoals je er tegenwoordig niet meer al te veel ziet: mysterieuze, maar intense personages in een trage, maar fascinerende plot, en met veel gevoel voor schoonheid en vakmanschap in beeld gezet. Als Terrence Malick zelf geen goeie films meer wil maken, moet David Lowery het maar doen.