Instrumentaal? Check! Lang uitgesponnen nummers? Check! Rustige, atmosferische passages, afgewisseld met intense uitbarstingen? Check! Postrock? Neen!! Ha, hebben wij u daar eens goed liggen!
Oké, genoeg flauwe kul, even serieus. Onze bovenburen sluiten stonerrock, psychedelica en spacerock al veel langer in de armen dan wij hier in Vlaanderen. De populariteit van festivals als Roadburn in Tilburg zijn hier mooie illustraties van. De laatste jaren sijpelt de Nederlandse invloed echter regelmatig door tot bij ons. Een van de bands die op korte tijd zowel boven als onder de Moerdijk voet aan de grond heeft gekregen, is Monomyth. Deze Hagenezen spelen nog maar twee jaar samen, maar stonden in 2013 al op Roadburn, en speelden één van hun eerste Belgische concerten op het Antwerpse Rodeofest. Eind september stond het vijftal in Leuven op het verjaardagsfeestje van Orange Factory Records, en ook daar oogstten ze zeer veel bijval bij het aanwezige publiek.
Het is bijna verbazingwekkend hoe Monomyth zo snel tot volle wasdom is gekomen. De bandleden hebben elk al een stevig muzikaal verleden, maar de onderlinge mayonaise blijkt bij deze band wel heel erg goed te werken. Het recept is dan ook op het eerste zicht kinderlijk simpel: lang uitgesponnen jams die afwisselen tussen weids uitgezaaide luisterstukken en intense uitbarstingen van gecondenseerde energie. Dat is bezwaarlijk een originele werkwijze, maar Monomyth slaagt erin door een combinatie van muzikale branie en rigoureuze efficiëntie het onderste uit de psychedelische kan te halen
Een ander contrast waar Monomyth haar voordeel weet uit te halen, is dat tussen de solide basis die gelegd wordt door de ritmesectie en de meer efemere, zwevende melodieën die gitaar, toetsen en effecten daarboven weven. Het eerste van de vijf nummers op Monomyth, het mooi getitelde “Vanderwaalskrachten”, drijft op een rollende beat en een metronomisch huppelende bas, waartussen gitaargestreel en tinkelende toetsen laveren, om dan ineens in een intense crunch van distortion en energie het nummer als een drietrapsraket de hoogte in stuwen. In “Loch Ness” is deze dichotomie nog verder doorgetrokken, met rust en intensiteit rigoureus van elkaar gescheiden, maar elkaar toch versterkend.
”Vile Vortices” houdt zich dan weer aan een ‘old school’ opbouwende spanningsboog, die eindigt in een monotone, maar toch dynamische dreun, voorafgegaan door een zeer seventies-ish stuk, dat wordt opgeluisterd door een mooi Korg-geluid en digitale xylofonen. “The Groom Lake Engine” houdt zijn voeten dan weer stevig op de grond door een steeds aanwezige baslijn die dominant blijft doorheen het hele nummer, maar overgenomen wordt door de gitaar, die ze regelmatig het intergalactische zwerk in katapulteert.
Maar het is vooral het zeventien minuten durende “Huygens” dat, net als de gelijknamige ruimtesonde, het muzikale universum van Monomyth exploreert. Het ankerpunt ligt dit keer niet enkel in de baslijn, maar ook in de toetsenpartij, die het geheel een erg spacey feel geeft. Hier wordt meer dan in de rest van het album gespeeld met intensiteit, jamsolo’s en verstilling, om uiteindelijk te eindigen met een niet minder dan glorieus finalemoment.
In de korte tijd dat Monomyth de neus aan het venster heeft gestoken, is de band er blijkbaar zonder al te veel moeite in geslaagd om een eigen geluid te creëren dat speelt met de conventies van space-, stoner-, kraut- en (och, waarom ook niet) postrock. Bengelend tussen stevige partijen en sonische zweverigheid klinkt deze plaat opvallend gecontroleerd en evenwichtig. Misschien had er wat meer muzikale losbandigheid en buikgevoel bij gemogen, maar voor een eerste worp heeft Monomyth gewoonweg een hele knappe plaat gemaakt. Nou moe!