Drie jaar na het onverwachte succes van Philharmonics (dat bijna een half miljoen keer over de toonbank ging) en de daaraan gekoppelde uitgebreide tournee, komt Agnes Obel weer boven water. Om met de vingers in de neus al het goede te bevestigen. Aventine is geen bocht van 180 graden — dat verwachtte u ook niet — maar overstijgt zonder probleem het niveau van het debuut.
Dat het snel ging met Agnes Obel. De enige ambitie die ze met Philharmonics had, was om haar plaat via een klein label uit te brengen. Tot plots T-Mobile in haar verzameling liedjes kwam plukken en “Just So” gebruikte voor een reclamespot. Dat zorgde voor een stroomversnelling: uiteindelijk kwam het album uit op het grote PiaS en kwam de kast vol te staan met goud en platinum: vooral in thuisland Denemarken en bij ons, maar ook in Nederland, Duitsland en Frankrijk deed de plaat het heel goed. “Riverside” werd zelfs een radiohit. Dat alles schept verwachtingen voor een tweede plaat.
Gelukkig gaat Obel met die verwachtingen goed om. Ten eerste is het genre waarbinnen ze opereert — een verkeersluw kruispunt tussen klassiek en folk — niet onderhevig aan trends of extreme gedaantewissels en bovendien beschikt de Deense over een gezonde dosis naïviteit, in dit geval een voordeel, waardoor ze minder bezig is met de buitenwereld en ze zich kan focussen op haar leest. Net zoals bij het vorige album doet ze nog steeds ongeveer alles zelf: schrijven, opnemen en producen. Belangrijkste scheidsrechter daarbij: het eigen buikgevoel en de melodieën die haar hart veroveren.
Afgaand op de kwaliteit van die melodieën is Obel van het type hard to get: alleen het beste is goed genoeg. Des te meer worden de piano- en zanglijnen schaamteloos door de kamer gekieperd als een sopje bruine zeep. Net als op Philharmonics zuigt een instrumentaal nummer ons de plaat binnen. “Chord Left” klinkt zwervend en nieuwsgierig. Halverwege doet “Tokka” hetzelfde om het tweede deel van de plaat in te leiden en ook “Fivefold” aan de staart van de tracklist bewijst dat de instrumentale passages veel meer zijn dan zomaar vullertjes en er bovendien goed nagedacht is over de indeling van de plaat.
Met “Smoke & Mirrors” en “Fuel To Fire” staan er twee nummers op Aventine die al klaar waren voor er van dit album sprake was en die live al hun strepen verdiend hebben. Beide liggen in het verlengde van de songs op Philharmonics, al is het bij dat tweede nummer opvallend dat door de vele concerten de strijkersarrangementen geëvolueerd zijn tot wat ze nu zijn. Die arrangementen zijn op Aventine zeer uitgekiend: in het titelnummer en in “Run Cries The Crawling” is de hoofdrol voor de strijkers weggelegd en schikt Obel haar pianotoetsen in een summier dienende rol. In het prachtige “Dorian” komt dan weer alles mooi samen: een mooi voorbeeld van hoe Obel gegroeid is als componiste en hoe gefocust aan dit album gewerkt is.
Dan is er nog “The Curse”, de eerste single die wel eens dezelfde impact als “Riverside” zou kunnen hebben. Zorgvuldig opgebouwd als een popsong, staccatostrijkers en een pianolijntje dat in het hoofd blijft spoken. En ook hier weer: allemaal buigen voor De Melodie, met zelfs de zang die er zich in functie van zet: “The curse ruuuuuuuuuuuuuled from the un-derground down by the shore”. Wie niet de tijd noch het geld bezit om op een onbewoond eiland te gaan zitten, heeft met deze plaat een aantrekkelijk alternatief voor handen. Het is ook die eigen wereld die ervoor zorgt dat Agnes Obel ongestoord mooie platen kan maken zoals deze en dat juichen wij alleen maar toe.
Agnes Obel speelt op vrijdag 1 november in het passende Koninklijk Circus. Koop op tijd tickets, want categorie 1 is al uitverkocht. Andere kansen om haar aan het werk te zien, liggen in de buurlanden. Het volledige tourschema vind je op www.agnesobel.com.