Er valt veel goeds te zeggen over AM, maar laten we bij wijze van inleiding met een vals compliment beginnen: deze plaat klinkt zo volwassen, vunzig en slim, vol vertrouwen dreigend, dat het misschien wel tijd is voor een nieuwe groepsnaam. Subtropical Felines, zoiets.
Het beeld van poolapen past erg goed bij springerige postpunk die slimmer is dan ze wil toegeven en met zoektermen als ‘look good dancefloor’, ‘teddy picker’, certain romance’ en ‘sun goes down’ uit onze muziekbibliotheek te toveren is. Sinds Josh Homme in hun kennissenkring verscheen, zijn de songs echter een stukje logger, groovier, donkerder en vooral sexier geworden: ze sluipen doorheen je onderbewuste en vleien zich wellustig spinnend, met niet volledig ingetrokken klauwen tegen je aan. Op AM wordt deze lijn zonder veel omkijken doorgezet en lijkt de mutatie van puisterige Britse lads in een zweterige pub tot lijzig grijnzende players op een ontaardend tuinfeest onomkeerbaar.
Niet dat dit helemaal onverwacht is. Turners teksten stonden altijd al bol van slimmigheden en al dan niet subtiel verpakt innuendo. Bovendien waren de zaadjes van dit geluid al geplant voor Josh Homme hun derde Humbug produceerde, getuige het onvolprezen “Fluorescent Adolescent” van op Favorite Worst Nightmare.
Om maar te zeggen: AM is een verdomd geweldig album, een waarvan we in 2006 nooit geloofd hadden dat Acrtic Monkeys het in zich hadden. Een album dat afwisselend verleidt, dondert, zalft, rockt en groovet maar vooral ook geil langs de elastiek van je boxershort streelt.
Neem openingssong “Do I Wanna Know?”: het duurt bijna 2 minuten voor de traag opgebouwde dreiging uitmondt een ietwat meezingbaar refrein, al blijft de bas onverstoorbaar zwoel doorbrommen, terwijl Alex Turner zijn meest onthechte croon boven haalt. Dat de tong echter nog steeds stevig in de cheek geplant staat, blijkt uit het tekstvel: er wordt niet arrogant met de voeten van een flirtende schone gespeeld, maar wel gehunkerd naar een verloren liefde. “Crawling back to you / Ever thought of calling when you’ve had a few / ‘cause I always do”.
Of “One For The Road” en “Why’d You Only Call Me When You’re High?” waar Nick O’Malleys bas opzichtig naar de G Funk knipoogt. Het gitaarlickje aan het begin van “Arabella” lijkt zelfs recht uit Dr. Dre’s “The Next Episode” te komen, al worden er in de refreinen powerchords en drumroffels uit de kast gehaald waar Jimmy Page of Josh Homme goedkeurend bij zouden knikken. Arabella zelf blijkt bovendien magie in een jas met cheetah print, waaronder ze hopelijk enkel een slip aanheeft en Turner zou ook graag het flesje cola zijn waar zij haar lippen omheen wikkelt. Zeppelin meets Snoop Doggy Doggs “Gin & Juice”? Yep.
Josh Homme leent tussendoor zijn falset aan “One For The Road” en “Knee Socks” dat op hoogst bizarre wijze van Justin Timberlake zou kunnen zijn. Verder is er nog steeds ruimte voor hoppelende ritmes galmende gitaarsolo’s en ballads waar John Lennon in te horen is. Als John Lennon tenminste ooit het laatste half uur van een feest dat eigenlijk al meer dan een uur voorbij is, even trefzeker in een song heeft gegoten als “No. 1 Party Anthem”, inclusief een dik, lichtjes dronken aangezette Elvisiaanse zang. Een song die net als “I Wanna Be Yours” een experimenteel b-kantje van The Last Shadow Puppets had kunnen zijn. We zien Turner na een zware avond in plaats van een dronken SMS te sturen, met een dronken songtekst de studio in waggelen en ‘s ochtends met een flinke kater en een beetje schaamrood op de wangen, toch maar besluiten dat het resultaat verbazend geweldig is.
Met elk album dat Arctic Monkeys uitbrachten sinds hun debuut, zetten ze een overtuigende stap weg van de garage/postpunkhype die hen op de radio kreeg. Vijf albums ver, wordt het stilaan tijd om hen zonder veel twijfel als een van de allerbeste bands van hun generatie te zien. De jeugdige branie is weg en AM is het album waarmee we Alex Turner en zijn maats definitief bij de Hele Groten plaatsen.