Genk,
Iedere keer als ik u bezoek verwonder ik me opnieuw erover wat een mottige hoop beton en blinkvitrines ge zijt. Ik weet het, ge kunt er niks aan doen dat ge pas door de industrie van de twintigste eeuw zijt opengebarsten als een overrijpe puist die weinig anders in de aanbieding had dan wat ordinaire, olieachtige pus, maar toch: ge zijt echt niet om aan te zien. Uw centrum (de blokkendoos) is de voorbije jaren overhoop gehaald en die boulevard opgelapt met ronde punten waarover het ongetwijfeld heerlijk crossen is, uw buitenwijken lopen te kijk met de ene mottige villa na de andere en de voormalige mijnsites… ja, eigenlijk zijn dat nog de charmantste plekken geworden. En ze lopen vol met vers getrouwde koppels en communicantjes die er hun foto’s laten maken. Gewoon zo.
Maar uw lelijkheid heeft ook voordelen. Ge zijt een underdog en ge zult u altijd minder voelen dan de omhooggevallen buren van Hasselt, die te gierig zijn om bij u hun geld te komen opdoen. Of die gewoon schrik hebben, want ge zijt een vies man onder de steden. En ge slaat ook wel terug. Misschien niet volgens de regels, misschien niet helemaal proper, maar wel vanuit de onderbuik. En lager. Zoals het luidt in Treme: “won’t bow, don’t know how”. Laat Gent en Antwerpen maar tippelen, paraderen met hun pronte konten als een derderangs New York of Seattle of Montréal. Genk, gij zijt gelijk Cleveland of Portland. Grijs en ogenschijnlijk misschien een beetje versleten, voor ongevaarlijk aanzien. Maar ge weet wat uit Cleveland en Portland kwam: Pere Ubu en The Wipers. Nogal wat anders dan die uit hipsterketen overgewaaide jodelaars.
Cultureel stelt ge, laten we eerlijk zijn, weinig voor. Toch niet voor een stad met 65.000 inwoners. Snij het recent opgedoken C-mine complex (hoe zit het daar eigenlijk mee? is dat nu helemaal af, of wat?) weg en het is armoe troef, want geef toe: Genk On Stage heeft meer van een uit de hand gelopen braderie dan een serieus te nemen stadsfestival. C-Mine Jazz is verdwenen, geen subsidies meer. En toch. Toch gaat wie er al geweest is weten dat er meer speelt dan dat. Als ge iets doet, dan doet ge dat tenminste op uw eigen manier. En dat geldt net zo goed voor het jaarlijks terugkerende Absolutely Free Festival (AFF), dat na een jarenlange coma opnieuw wakker schoot en intussen toe is aan z’n zesde editie op rij.
AFF doet niet aan slappe, voorgekauwde festivalkost en -organisatie. AFF trekt resoluut de kaart van de ecologie (die ‘Groenevent Award’ van OVAM kwam daar niet voor niks in december), van het alternatief, van de eclectische melange en van het avontuur. Geen makkelijk verteerbaar, instant succes, maar een eigenzinnige combinatie van lokaal volk dat niet lang geleden leerde plingelen, Belgische zwaargewichten die ook het op hun manier doen en buitenlands talent dat aan de poort van de eerste divisie aanklopt. En vooral: ge laat uw volk gratis binnen als ze een paar pillen meebrengen. En anders sponsoren ze voor 3 euro een stuk natuur. Of ge vraagt naar knuffelberen, omdat ge Ford nu al herdenkt met een even onnozele als ludiek actie. In Genk – nee: Gènk – gaan ze hun eigen gang. Ja, gewoon zo.
Op het podium: een heleboel Belgisch volk dus, van het Waalse PAON tot de hiphop van Woolly, van de indierootspop van Horses tot de vunzige rock-‘n-roll van lokaal krapuul The Sha-La-Lee’s. Maar ook Ian Clement (Wallace Vanborn) is er, naast de buitenlandse afvaardiging met Concrete Knives (FR), TOY (UK), Vondelpark (UK) en Girls Against Boys (US). GVSB, man! Mijn zeventienjarig hart stak effe weer de kop op. Maar eigenlijk, eigenlijk is het vooral de eigen kweek die ons aantrekt: de zwaarmoedige schaduwschilderijen van Syndrome, de potige indierock van het teruggekeerde Reiziger (man, zeg vooral niet verder dat we destijds compleet zot waren van Kristien Hendrix) en de vijfkoppige splinterbom genaamd MannGold.
Ik heb me laten wijsmaken dat ge op uw eerste dag ook goed volk in huis gehaald hebt, maar ik ken enkel Derrick May. Van naam. Een icoon. Ik zie dat ge van plan zijt om door te gaan tot half zes ’s morgens. Gans gek, maar nodig. Godmiljaar, Genk. Ik heb daar school gelopen en meisjes nagejaagd (zonder al te veel succes: ik ben naar de Vlaamse Ardennen moeten trekken, waar mijn forse carrure en flauwe zever net iets meer aansloegen), heb er m’n eerste cd’s gekocht (815 BEF voor Ramones Mania verdomme!), pinten getapt én gedronken, in een band gespeeld en veel kabaal gemaakt en ik vind u nog altijd niet om aan te zien, maar ik geloof dat het mij zaterdag misschien gaat lukken om nog eens naar dat AFF te gaan. Let niet op mij als ik wat raar doe. Ik lig nog altijd zoveel met mezelf in de knoop als gij.
AFF – 2 en 3 augustus, C-mine Genk. Meer info over namen, uren en nevenactiviteiten op de website.