De eerste dag van het ‘popweekend’ is dit jaar voornamelijk jazzgetint. Het concert van Oogie, een door het festival en de School of Arts HoGent opgezet project met jonge muzikanten onder leiding van de New Yorkse Becca Stevens, laten we noodgedwongen aan ons voorbij gaan.
Met Wofo staat de avontuurlijke bende rond Gentenaar Michel Mast op de Garden Stage. Vorig jaar kon hij ons tijdens zijn eigen Hamsessions moeiteloos overtuigen met een swingend programma rond de muziek van Raymond Scott. Vandaag maken we kennis met WOFO & Strings, een nieuw project waarvoor alle composities geschreven werden door bassist Xavier Verhelst. De aangekondigde trompettist Jon Birdsong blijkt vervangen door een extra violist, wat doet vermoeden dat het programma nog in ontwikkeling is. Het laat in elk geval een andere, meer lyrische, kant van Wofo horen. Maar zweverig wordt het nooit, de muziek klinkt aards, de swing zit onderhuids. Het mooie “The Rabbits Are Restless Tonight”, met Mattias Laga op basklarinet, doet ons alvast uitkijken naar een volwaardig concert ergens later op het jaar.
Misschien wel de grootste verrassing op de affiche is de komst van Martial Solal, de inmiddels 85-jarige, fijnzinnige Franse pianist. Zo mogelijk nog verrassender is de combinatie in duo met de Italiaanse toetsenvreter Stefano Bollani die vorig jaar op Jazz Middelheim, tijdens zijn duoconcert met bandolimspeler Hamilton de Holande, nog alle registers opentrok. De twee tegenover elkaar geplaatste Steinwayvleugels ogen indrukwekkend. Viel vooraf nog te vrezen dat Solal door Bollani zou overdonderd worden, dan blijkt dit al snel onterecht. Het concert begint als een rustige conversatie, met een pianistiek vraag- en antwoordspel zonder fratsen of bekkentrekkerij. Op de schermen is niet alleen mooi te volgen wie aan zet is, maar ook hoe goed de twee elkaar in het oog houden en sturen. Voor een deel van het publiek volstaan de sporadische herkenningspunten, een flard Monk of een klassieke melodie, niet. De zon blijkt te aanlokkelijk en het is tenslotte aperotijd. De twee oudere dames die elkaar liefdevol in de nek strelen genieten duidelijk wel. Gaandeweg wordt de muziek vinniger en komt met kat- en muisspelletjes ook de humor bovendrijven. Na amper 45 minuten stappen de heren van het podium, verstandig om er geen uitputtingsslag van te maken. Er wordt gebist met een nauwelijks herkenbaar, maar wondermooi “My Funny Valentine”. Ondertussen is het publiek helemaal overtuigd, er volgt een tweede bisronde én een staande ovatie.
Heel andere koek dan op de Garden Stage. De Franse altsaxofonist Raphaël Imbert brengt er met zijn quartet een stevige portie hedendaagse post bop. Net als op het in 2011 verschenen Live au Tracteur horen we een avontuurlijke, zoekende, naar de free neigende saxofonist. Na de vurige opener, een blues van Ornette Coleman, volgt een oosters getint, aan de jarige John Zorn opgedragen stuk van Masada. Een enkel op het mondstuk van de sax geblazen solo, een potje circular breathing of het bespelen van twee saxen tegelijk, het lijkt hier volkomen vanzelfsprekend. Tijdens een intens en gedreven slotstuk van de Zuid-Afrikaan Zim Nqgawana schittert pianist Enzo Carniel, samen met drummer Cedrick Bec een hoeksteen van dit sterke kwartet. Iets voor de Brugse vrienden van De Werf misschien?
Een paar jaar terug speelde de Israëlische bassist Avishai Cohen in de ondergesneeuwde concertzaal van de Bijloke een hartverwarmend, met wereldmuziek flirtend, concert. Vandaag staat hij er terug op het podium, zij het in een hete tent in de zonovergoten tuin. Volgens presentator Mark Lefever mogen we ons verwachten aan een energieke set vol aanstekelijke grooves. Het pakt enigszins anders uit. Met zijn patserige manier van spelen, trekt de centraal opgestelde Cohen alle aandacht naar zich toe. Afgaand op de grimassen op zijn gezicht is het temmen van zo’n bas een heuse marteling. Aan virtuositeit bij Cohen uiteraard geen gebrek, maar waar is dat buikgevoel? Ook de sax van Eli Degibri klinkt aanvankelijk wat kleurloos, tot de amper 19-jarige drummer Ofri Nehemya (een natuurtalent) hem het vuur aan de schenen legt en Degibri een versnelling hoger schakelt. Het levert één van de mooiere momenten van het concert op, net als het duet tussen pianist Nitai Hershkovitz en de sobere gestreken bas van Cohen. Bissen doet Cohen aanvankelijk solo met twee gezongen stukken, waaronder een niet onaardige breekbare versie van “Somethimes I feel Like A Motherless Child”. In een laatste kwartetstuk weet Degibri wél te overtuigen op sopraansax. Een concert waarvan we meer verwacht hadden.
De dag wordt afgesloten door de populaire Madeleine Peyroux. Peyroux werd halverwege de jaren 90 gelanceerd als een soort hedendaagse Billie Holliday, een link die we zelf nooit goed begrepen. Sindsdien volgden een reeks zowel door pers als publiek goed onthaalde cd’s. De meest recente daarvan, The Blue Room, dompelt je onder in een warm bad vol bekende covers van o.a. “I Can’t Stop Loving You” (bekend van Ray Charles), “Guilty” (Randy Newman) of “Bird On A Wire” (Leonard Cohen). Nummers die ook live, net iets minder gepolijst, de revue passeren. Door de uitgebreide band met strijkkwartet worden de songs mooi ingekleurd en de schroom waarmee Peyroux vroeger het podium betrad, lijkt verdwenen. Eens de stem opgewarmd, klinkt Guilty voortreffelijk. Het door Gainsbourg geschreven “La Javanaise” kondigt ze aan met “Everything in French is about sex”, Madeleine speelt het braaf meisje met het stoute kantje. Haar typische, half parlando, zangstijl mag dan wonderwel passen bij het werk van Leonard Cohen, van Dylan blijft ze beter af. Kwam Diana Krall vorige week nog redelijk weg met “Simple Twist Of Fate” dan werd “If You See Her, Say Hello” door Peyroux vakkundig de nek omgedraaid. Jammer. Als ze de juiste groove vindt, is ze groots. Alleen gebeurt dat lang niet in elk nummer. Na een verrassend “Desperadoes Under The Eaves” van Warren Zevon wordt er knap gebist met een heerlijk “Careless Love” en een breekbaar “If I had You”.