Als je als jonge twintiger weet te zeggen dat je al eens (bewust) naar klassieke muziek luistert, word je vaak met een scheef oog bekeken door je leeftijdgenoten. Ik houd zeker ook van andere muziekgenres, maar wanneer er nood is aan totale ontspanning, dan kan een Mozart, Beethoven of Debussy wonderen doen. Muziek waarvan je ziel even tot rust komt en je de chaos in je bovenkamer kan ordenen. Met een klassiek oeuvre kan je jezelf verliezen in een muzikaal universum waar je even alles kan vergeten. Ofwel kan je me nu een zeurende oude zak vinden die de betekenis van jeugdigheid volledig misbegrepen heeft, of anders begrijp je wat ik bedoel. Ik kan me inbeelden dat regisseur Yaron Zilberman, die nu A Late Quartet heeft gemaakt, het wel snapt. Hij toont zich gepassioneerd door het creatieve aspect van muziekcreatie, maar verliest zich in te veel verhaallijnen gericht op een dramatische payoff.
Zilberman volgt een strijkkwartet (voor de leken: twee violen, altviool en cello) gevormd door Robert Gelbart (Philip Seymour Hoffman), Peter Mitchell (Christopher Walken), Juliette Gelbart (Catherine Keener) en Daniel Lerner (Mark Ivanir). Het viertal kent al 25 jaar succes, maar komt plotseling voor een breekpunt te staan wanneer Mitchell aankondigt dat hij lijdt aan Parkinson. Dat zorgt voor een sneeuwbaleffect binnen het strijkkwartet en brengt nog meer interne strubbelingen aan het licht. Robert wil plots de centrale positie in het kwartet, waarbij zijn relatie met zijn vrouw op de helling komt de staan. Mitchell worstelt met zijn ziekte en het vooruitzicht dat hij geen muziek meer zal spelen, terwijl Lerner in een romance belandt met de dochter (Imogen Poots) van Robert en Juliette. De vraag is dan ook of de vier op tijd hun verschillen bijleggen voor hun volgende opvoering.
A Late Quartet is een sympathieke film, die ook overduidelijk zijn gebreken kent. Zilberman, die hier zijn langspeelfilmdebuut maakt, neemt te veel hooi op zijn vork en is verhalend iets te ambitieus voor zijn eigen goed. De dramatiek in de film gaat van start met Christopher Walken die in het beginstadium zit van Parkinson, maar als je denkt dat dit de centrale problematiek wordt van het verhaal: think again! Je verwacht als kijker dat Zilberman zich zal blijven concentreren op de gevolgen van Walkens toestand op het strijkkwartet en op zijn personage zelf. Maar net als een kind in een snoepwinkel, kan Zilberman niet goed kiezen waar hij zich nu precies op wil concentreren. Hij richt zich plots op alle personages afzonderlijk, en creëert aparte dramatische verhaallijntjes voor hen.
Waar het in de grote meesterwerken uit de klassieke muziek draait om de perfecte compositie, slaagt Zilberman daar narratief allesbehalve in. Naarmate de film vordert, krijgt het geheel haast iets soapachtig, waarbij het geval van Walken flink op de achtergrond blijft. A Late Quartet had veel interessanter kunnen zijn als hij had gekozen voor één van zijn plotlijnen, maar vervalt uiteindelijk in het stramien van een sympathiek, maar weinig memorabel drama.
Het verhaal is dus maar wat gewoontjes, maar we mogen van geluk spreken dat Zilberman op andere aspecten wel iets meer finesse toont. Zo is A Late Quartet een mooie ode aan het creatief proces dat ten grondslag ligt van een professioneel strijkkwartet. Je voelt dat de regisseur gepassioneerd is door zijn onderwerp. Wanneer het kwartet zijn strijkers bovenhaalt en ze hun aanslag beginnen op de snaren is het alsof de film zich even in een lichte trance bevindt, waarin enkel de muziek van belang is en de persoonlijke levens van de hoofdpersonages van minder belang worden. Zilberman begrijpt het effect dat klassieke muziek – laat staan muziek in het algemeen – kan hebben en probeert dat gevoel over te dragen naar zijn publiek.
Zilberman mag zich ook gelukkig prijzen dat hij over een geweldige cast beschikt, met Philip Seymour Hoffman op kop. Hoffman heeft geen meesterwerk nodig om sterk te acteren en is ook hier weer genieten als koppige violist die zich verongelijkt voelt en enkele verkeerde keuzes maakt. Sterke zet om Hoffman tegenover Catherine Keener te zetten: in Synecdoche, New York bewezen ze eerder al een aangename chemie te kennen. Keener laat zich ook geen enkel moment intimideren door acteergigant Hoffman en staat mooi haar mannetje. Naast dit duo heb je dan nog Mark Ivanir en Christopher Walken. Ivanir heeft een verdomd intense kop, wat perfect is voor zijn obsessief en perfectionistisch personage. De grootste emotionele kracht gaat uit van Christopher Walken. Eens je voorbij de hilariteit van ’s mans articulatie kijkt, ontdek je nog steeds een acteur die met weinig toch veel weet te doen. Vooral zijn gezichtsexpressie geeft de indruk van een man die lijdt onder zijn conditie, maar er ook vrede mee weet te nemen. Walken heeft ook de twee mooiste momenten in de film: wanneer hij gepassioneerd een anekdote vertelt over de legendarische cellist Pablo Casals en wanneer hij zijn afscheidsspeech brengt tijdens zijn laatste optreden. Een kleine krop in de keel, toch.
A Late Quartet is een film die snel vervaagt, maar toch niet volledig in de vergetelheid verdwijnt door een straf viertal aan acteurs en een hartstochtelijke houding tegenover de muziek en de dynamieken van een strijkkwartet. Zilberman moet nog wat leren om een eenduidige focus in zijn verhaal te leggen, maar voor zijn eerste langspeler willen we hier nu ook weer niet te hard aan tillen. Zoals gezegd: een sympathiek filmpje, niet meer of minder.