Wat David Lynch doet met film, doet Dirty Beaches met muziek. Met Drifters/Love Is The Devil ontdekken we twee nieuwe fonkelende sterren in diens vreemde en erg beklijvende universum.
Een eenzame reiziger uit een ander tijdperk die zonder doel, richting of hoop door een grauw en verlaten landschap trekt. Op paddo’s. Dat zou het zowat zijn, mochten we de muziek van Dirty Beaches verfilmen. Alex Zhang Hungtai, een in Taiwan geboren Canadees, schiep in 2007 zijn eigen bevreemdende, weidse en desolate universum. Het kreeg vorm doorheen tal van releases, maar de contouren bleven immer vaag en onscherp. Met Badlands, de derde studioplaat van Dirty Beaches, ging de deur open voor het (iets) grotere publiek. Met diepe in reverb verdronken vocalen en krakende, schurende loops en samples positioneerde Dirty Beaches zich mijlenver buiten het centrum, alwaar die prompt werd omarmd door heel wat mensen die met Rayban, skinny jeans en postironische snor eenzelfde soort artistieke authenticiteit wilden uitstralen.
De tweede verjaardag van Badlands gaat gepaard met de geboorte van Drifters/Love is The Devil. Dat is geen dubbelalbum, maar veeleer een samensmelting van twee afzonderlijke platen. Drifters kun je beschouwen als de eerste plaat van Dirty Beaches de band.
Drifters is, in tegenstelling tot eerdere releases van Dirty Beaches, een collectief werkstuk. Muzikanten Roy en Femminielli krijgen credits op zowat alle nummers en dat laat zich ook voelen in de muziek. Soms heb je echt de indruk dat je luistert naar een band, iets organisch, dat zijn grenzen aftast. Schoorvoetend met de zaklamp op verkenning op onontgonnen en duister terrein.
In ”Belgrade” en ”I Dream In Neon” is het de synth die zich onregelmatig kronkelt rond een wazige loop van bas en/of orgel. ”Au Revoir Mon Visage” — de hint zit in de titel — is een ijldroom waarin Huntai gedesoriënteerd om houvast lijkt te roepen, nu eens in paniek, dan zichzelf geruststellend. Terwijl de drumcomputer meedogenloos verder timmert, ontwikkelt de onheilspellende galm zich volgens een volstrekt eigen en ondoordringbare logica.
Op ”Mirage Hall” draperen de synths angelieke nevelslierten rond een kordate eightiesdrum. Het lied sterft uit, om wat later te verrijzen als een trancegroove waarover Hungtai als een dolgedraaide minaar Spaanse zinnen declammeert: ‘Esta Loco? Esta loco? Si! Yo te quiero’. Opener ”Nightwalk” is, met permissie, oldschool Dirty Beaches: een loop, galm, wat noize en af en toe een rockabilly hiccup. Het is niet verrassend het enige nummer van Drifters dat Hungtai alleen schreef. ”Elli” springt er wat uit. Geen ijldroom deze keer, maar een rustige groove met Hungtai die op een kalme toon praat tegen een vrouw, haar vragen stelt en aansporingen geeft.
”Love Is The Devil, de tweede plaat in de plaat, is pure filmmuziek. Daar waar Drifters een psychedelische trip is, beangstigend en duister, is Love Is The Devil veeleer de stilte na de storm. Het is een gevoel van loutering en berusting, vertaald naar muziek. Dat doet Hungtai onder andere met weemoedige, slepende synths (”Greyhound At Night”), spaarzame piano’s (”This Is Not My City”) en een dolende gitaar (”Alone At The Danube River”). In ”Love Is The Devil” en ”I Don’t Know How To Find My Way Back To You” zijn het strijkers die de melancholie vorm geven, en dat doen ze erg goed. Denk aan het einde van een goeie gangsterfilm. Terwijl de kogelregen in slow motion de ene na de andere wiseguy wegmaait, mijmert de doodbloedende protagonist dat hij weliswaar niet heeft kunnen ontsnappen aan de onderwereld, maar uiteindelijk toch rust gevonden heeft. Woman is bevreemdend en psychedelisch, en daarmee een brug naar Drifters. ”Like The Ocean We Part” is het enige nummer waarin gezongen wordt, een deemoedige en niet kleffe break-upsong zoals er jammer genoeg niet veel gemaakt worden.
Drifters/Love Is The Devil is twee dingen in een. Een geslaagde eerste voor Dirty Beaches de band en een erg knappe uitstap naar filmmuziek die wellicht snel opgepikt zal worden door menig alternatief cineast.