Hoe maak je een succesvolle verfilming over een figuur als Richard ‘Iceman’ Kuklinski? Deze beruchte huurmoordenaar was zo’n tien jaar terug al te zien in een HBO-documentaire, waarin we Kuklinski zelf in geuren en kleuren over zijn gewelddadige verleden hoorden vertellen. En fictie kan de realiteit toch nooit overtreffen? The Iceman bewijst het tegendeel. Terwijl de echte Kuklinski in interviews overkomt als een aansteller die maar al te graag met zijn imago dweept, zal zijn filmische variant de geschiedenis ingaan als één van de akeligste slechteriken aller tijden.
Nochtans lijkt Richard Kuklinski (Michael Shannon) op het eerste zicht een doodgewone man met als enige ambitie het onderhouden van zijn kersverse echtgenote (Winona Ryder). Zij denkt dat hij Disneyfilms dubt, maar eigenlijk werkt hij in een door de maffia gerund pornobedrijf. Wanneer hij op een dag in aanvaring komt met zijn distributeur, de gevaarlijke maffiabaas Roy Demeo (Ray Liotta), weet Kuklinski een blijvende indruk op hem te maken. “This motherfucker’s cold as ice!” Zo iemand kan Demeo natuurlijk altijd gebruiken en hij besluit Kuklinski in te zetten om met wanbetalers af te rekenen. Centjes stromen binnen, vrouwtje is blij en niemand stelt vragen. Maar hoelang kan Kuklinski deze façade in stand houden?
De belangrijkste dramatiek in The Iceman komt niet zozeer van de misdaadintrige, maar eerder van de moeilijkheden die Kuklinski ondervindt om zijn twee levens gescheiden te houden. Natuurlijk is het familieleven van gangsters een veelvoorkomend thema in het misdaadgenre, maar het voornaamste verschil tussen The Iceman en pakweg Goodfellas is dat Richard Kuklinski een ware sociopaat is die als een machine tewerk gaat en volledig gedistantieerd lijkt van de gruwelijke werkelijkheid waarin hij zich bevindt. Het is heel moeilijk te plaatsen dat zo iemand toch een liefdevolle huisvader zou kunnen zijn en het contrast tussen het geweld en de huiselijke taferelen is zeer groot: de ene minuut zie je Kuklinski iemand de keel oversnijden, de andere zit hij gezellig met zijn kinderen onder de kerstboom. Toch is het bewonderenswaardig dat de makers deze gemoedelijke scènes niet misbruiken om Kuklinski sympathieker voor te stellen. Hij mag dan net als Léon het credo ‘no women, no children’ hanteren, een aimabele huurmoordenaar is het geenszins. Eerder een gevaarlijke zot die zich enkel laat leiden door zijn temperament, ook wanneer dat zijn geliefden in gevaar brengt. De scène waar Kuklinski na een banaal gevalletje van verkeersagressie als een maniak door de straten begint te sjezen met zijn hysterische kroost op de achterbank en ei zo na verongelukt, is daar exemplarisch voor.
Kuklinski wordt met verve neergezet door opkomend talent Michael Shannon, die het personage geïnterpreteerd heeft als een ijzingwekkend enigma waarover we bijzonder weinig te weten komen. Er zijn wel hints naar zijn motieven en zijn verleden, maar die blijven bijzonder beperkt. Net als zijn familie, die meestal geen raad met de stoïcijnse Kuklinski weet, tasten we als kijker in de duister. Daarnaast is het een verademing om eens een geweldenaar in het gangstergenre te zien die van de gebruikelijke ironische insteek gespaard is gebleven. Hoezeer ik personages als Tony Montana of Tommy Devito ook bewonder, het blijven dik aangezette, opera-achtige figuren die in de eerste plaats vooral een (weliswaar schitterende) show opvoeren. Maar echt au sérieux kan je hun gewelddaden niet nemen, omdat ze zich haast zelf bewust lijken van het feit dat hun acties als zwarte humor geïnterpreteerd zullen worden. Kuklinski speelt ook spelletjes met zijn slachtoffers, maar hij lijkt er de humor niet van in te zien. Wanneer één van zijn slachtoffers in zijn laatste momenten tot God smeekt, geeft Kuklinski hem een deal: “Ik geef je een halfuur, als jouw God je in die tijd is komen redden, ben je vrij om te gaan.” Kuklinski is bloedserieus en de absurditeit lijkt hem volledig te ontgaan. Het is eerder een wereldvreemde situatie dan een badass statement.
Het is een zonde dat de Oscars in de eerste plaats een marketingprijs is en deze kleine productie dus geen schijn van kans maakt, want de prestatie van Shannon is nominatiewaardig. Hij wordt bijgestaan door Winona ‘leg die trui neer’ Ryder die als de vrouw van Kuklinski een interessante dubbelzinnigheid in haar rol weet te verwerken: enerzijds is ze van nature uit erg bezorgd en lijkt ze zich ergens zelfs bewust van de louche zaken waarin haar man zich bevindt, maar toch staat ze het oogluikend toe, uit schrik voor diens driftbuien. Klasbak Ray Liotta is natuurlijk schitterend als maffiabaas en ook David Schwimmer mag komen opdraven als maffiaversie van Snellen Eddy, gehuld in trainingspak, voorzien van een paardenstaart en seventies pornosnor. Meer dan een leuke gimmick is zijn rol echter niet.
Op vlak van regie had het beter gekund. De sobere mise-en-scène van Vroman is niet slecht en hij weet bij momenten enkele groezelige locaties uit te kiezen, maar de nieuwe Martin Scorsese is hij zeker niet. De film komt stilistisch meestal nogal duf over en mist de visuele flair die je zou verwachten van een jaren ’70 period piece. Ondanks de contrasten tussen Kuklinski’s privéleven en zijn werk als moordenaar, is ook het scenario hooguit matig te noemen: het echte levensverhaal van Kuklinski was te uitgebreid om te verfilmen dus heeft Vroman enkele markante gebeurtenissen in een afgezaagd misdaadplotje gegoten. Het geheel is weinig verheffend en mist opbouw, intrige en catharsis. Bovendien leken de makers in de war of ze nu een volbloed karakterstudie dan wel een misdaadthriller wilden maken, waardoor beide aspecten afgehaspeld overkomen. Gelukkig maakt de uitzonderlijke acteerprestatie van Michael Shannon veel goed.