Na een afwezigheid van meer dan een decennium staat het volledige Crazy Horse er opnieuw. Neil Youngs oerbegeleidingsband blijkt nog niks van zijn pluimen verloren. Meer dan 40 jaar na gezamenlijk debuut Everybody Knows This Is Nowhere is dit viertal nogal steeds de beste slechte garageband die er te vinden is.
Vier oude mannetjes die een avond lang de hippie komen uithangen, daar lijkt een concert van Neil Young en Crazy Horse nog het meest op. En dat is het ook: de peace-symbolen op Youngs gitaarband, het Woodstock-logo dat midden in de set achter de band verschijnt en, uiteraard, de songs. Van Neil Young die in zijn eentje, akoestische gitaar in de hand, mondharmonica omgesnoerd, Dylans “Blowin’ In The Wind” brengt tot het recente “Walk Like A Giant”: hier wordt de geest van hoop die in de jaren zestig rondwaarde opnieuw tot leven gebracht.
In het geval van dat laatste nummer mag dat letterlijk genomen worden. Plots lijkt het op zich al indrukwekkende trio songs waarmee gestart wordt, “Love and only Love”, “Powderfinger” (dat openingsakkoord!) en “Psychedelic Pill”, niet meer dan een rondje warmdraaien voor aan het echte werk begonnen wordt. “Walk Like A Giant” blikt niet alleen met weemoed terug op het sixties-idealisme, het is voor Crazy Horse ook het signaal om de teugels los te laten. Terwijl feedback door de zaal golft en blaadjes in de wind over het podium gejaagd worden, flitsen beelden uit het roemruchte verleden van de band over de videoschermen en bewijst het viertal dat het nieuw materiaal niet moet onderdoen voor de klassiekers.
Die zijn er nochtans ten overvloede. Zij het dat het daarom niet de meest voorspelbare songs zijn. Geen “Rockin’ in the Free World” of “Heart of Gold” vanavond, zoals tijdens eerdere concerten de voorbije week, maar wel een kippenvelmoment wanneer Young solo “Comes A Time” brengt of een geen klein beetje ontroerend “Everybody Knows This Is Nowhere” als afsluiter. Of het in een tequila-sfeer gedrenkte “Roll Another Number (for the Road)”.
Tel daar nog de heerlijk stompende dreun van “Cinnamon Girl” en het lekker smerig klinkende “Hey Hey, My My (Into the Black)” bij en je krijgt een set die zowat twee uur en half een grijns op het gezicht tovert. Oké, het hangt soms allemaal met haken en ogen aan elkaar: tijdens “Fuckin’ Up” wordt, al dan niet bewust, een en ander de vernieling in gespeeld en “Ramada Inn”, nog zo’n sterkhouder van Psychedelic Pill klinkt alsof het nummer afgelopen namiddag geschreven is. Maar: dit is Crazy Horse, ondanks de jaren op de teller nog altijd een zootje dat vooral uit lijkt te zijn op een avond pret en dat, zeker in de tweede helft, zichzelf ook zichtbaar amuseert, ook al gaat dat soms ten koste van de songs. Wie gelikte perfectie wil, moet maar naar The Eagles gaan kijken.
In een interview met Rolling Stone liet Frank “Poncho” Sampedro onlangs verstaan dat de huidige tournee wel eens de laatste zou kunnen zijn die de band samen met Young onderneemt. De manier waarop gegrasduind werd door het oeuvre, met het opgraven van minder voor de hand liggend materiaal als “Surfer Joe And Moe The Sleaze” van Re-Ac-Tor, lijkt dat te bevestigen. Zij het dat daar tegenover staat dat tijdens deze tournee met “Hole In The Sky” en “Singer Without A Song” twee nummers gebracht worden die hun weg nog naar een studioalbum moeten vinden en daarmee de geruchten dat de samenwerking tussen Neil Young en Crazy Horse ditmaal van lange duur zou kunnen zijn. Anderzijds doet de aanwezigheid van een puik “Mr. Soul” afvragen waarom die Buffalo Springfield-reünietournee vroegtijdig geaborteerd werd.
Voor Neil Young & Crazy Horse mag de toekomst dan net zo onzeker zijn als de sixties-boodschap die ze nog steeds uitdragen, feit is dat het viertal er, ondanks het verstrijken van de tijd, nog steeds staat als een huis. Als deze band een concert van gelijkaardig niveau brengt op Pukkelpop, kan de rest van de line-up zich nu al neerleggen bij een rol als voorprogramma dan wel aftershow.