Country, blues, ouderwetse rock-‘n-roll; Neil Young was overal en nergens in de jaren tachtig. Volstrekt de weg kwijt op middelmatige plaat na sof na commerciële flop. Maar één episode uit die tijd blijft fascineren, die éne plaat uit 1982 waarop Young plots Kraftwerk ontdekte en elektronisch ging: Trans.
In 1983 kreeg Neil Young een dikke brief in de bus van een advocatenkantoor. Na twee moeilijk verkoopbare platen, was zijn nieuwe platenfirma Geffen Records het immers beu. Neil Young maakte onkarakteristieke muziek, en dat deed hij volgens hen met opzet. Er was immers niet alleen de rockabillyplaat Everybody’s Rockin, erger nog was die elektronische plaat Trans die hij een jaar eerder had uitgebracht. Zij wilden een nieuw “Heart Of Gold” of “Down By The River”, hij zocht elders.
Wat platenbaas David Geffen niet wist, was dat er een reden was waarom het Reagandecennium zo moeilijk begon voor de rocker. Na de decadentie van de seventies — Wiet! Tequila! Cocaïne! — tot in zijn uitersten te hebben verkend, vond Young aan het einde van dat decennium dan toch rust. In 1978 trouwde hij met Pegi Morton, en al snel volgden kinderen. Het noodlot sloeg echter toe toen zoon Ben hersenverlamming bleek te hebben, waardoor hij niet alleen in een rolstoel belandde, maar ook niet kon spreken. Plots was er iets belangrijkers voor Young dan de gitaar: een zo goed mogelijk leven voor zijn zoon opbouwen.
Dat wilde onder andere zeggen: zich anderhalf jaar wijden aan een bijna sekte-achtig programma dat de jongen zo zou drillen dat hij ondanks alles toch zou leren kruipen. Het zou op een flop uitdraaien. En al even moeilijk was het gebrek aan communicatie. Het leven was plots een stuk moeilijker geworden, maar Young hield dat krampachtig verborgen. Niemand, zeker zijn platenfirma of de pers niet, mocht van de problemen op de Young Ranch op de hoogte zijn.
Gecomputeriseerde falset
Tussendoor bleef Young opnemen, en schreef hij onder andere Re-ac-tor, een plaat waarop hij zijn traditionele gruizige rock probeerde te paren aan meer eigentijdse klanken. Het was Youngs kennismaking met de Synclavier, een vroege digitale synthesizer waarmee elk denkbaar geluid kon worden gecreëerd. Een echte eenmansband, wat Young in staat stelde om alleen te werken.
In dezelfde periode leerde de zanger ook de Vocoder kennen, waarmee hij zijn stem eindeloos kon manipuleren tot een serie robotachtig klinkende personages. In combinatie met de Synclavier kon hij die computerstemmen zo doen zingen. “Ik wilde mijn stem veranderen, zo zingen dat niemand me zou herkennen en als mij zou beoordelen. Daarom viel ik voor die Vocoder; daarmee kon ik mijn stem veranderen”, zou hij later aan Jimmy McDonough, schrijver van de puike biografie Shakey, verklaren.
Het resultaat was Trans; een vreemde plaat waarop Young bijna Kraftwerk-achtige muziek afleverde: elektronisch en vervormd. In “Computer Age” werd zijn stem octaven verhoogd tot een onwereldse gecomputeriseerde falset die aansloot bij de synthesizerlijn daaronder, digitale drums zorgden voor nog meer synthetische klanken. “We R In Control” heeft dan weer een vette discobaslijn en alweer zeer vreemde stemmen. En dan is er nog “Sample And Hold”, waarin Young vervangen lijkt door Marvin the paranoid android, misschien wel het dichtste dat hij ooit bij een dansnummer is gekomen. Met de juiste marketing had het de dansvloeren van 1983 in vuur en vlam kunnen zetten.
Want neen, Trans is geen slechte plaat, enkel — zoals platenbaas David Geffen het beschuldigend omschreef — een die “onkarakteristiek” is. Sommige melodieën zijn erg sterk, en er staan op de plaat pakkende songs waar voor oren van vandaag geen vuiltje aan de lucht bij is. Toch is het geen perfecte plaat: gek genoeg durfde Young niet all the way gaan, en startte elke plaatkant met een vertrouwder aandoend nummer, dat helaas van minder garnituur was. Een fout, zo gaf hij later toe: “Ik had er beter een EP van gemaakt met enkel die vocodershit, volledig de lijn doortrekken van die gast die je iets probeert te vertellen dat je niet kunt begrijpen.”
Daar ging het natuurlijk om: alle problemen van thuis weerspiegelen in muziek die even ondoordringbaar leek. “Ik kropte het allemaal op, maar op Trans heb ik het er allemaal uitgelaten”, zou de rocker later verklaren. “Het hele verhaal heb ik er op verteld, maar het was zo verborgen dat alleen ik dat wist. (…) Ik weet waar deze nummers over gaan, en als je alles wist zou je iets als “Transformer Man” ook begrijpen. Ik wil maar zeggen: zoals jij de teksten niet begrijpt, zo begrijp ik mijn zoons woorden niet. (…) Het moest ook zo. Ik kon er niet letterlijk over zingen, dat was te direct. Ik vind het zelfs moeilijk om er over te praten, want ik wil dat mijn kinderen kunnen lezen wat ik zeg, zich geborgen voelen en weten dat alles in orde is. Trans gaat om communicatie die niet doorkomt. En zo is het ook met mijn zoon.”
Kwaad publiek
Er was meer dat niet doorkwam. Een brute koerswijziging vond de gemiddelde fan immers van Trans, maar het brein erachter was minder aangedaan. “Tussen mijn eerste plaat (het akoestische Neil Young, mvs) en mijn tweede (Everybody Knows This Is Nowhere, zijn eerste plaat met Crazy Horse) heb ik het stuur radicaler omgegooid. Het toonde dat een drastische ommekeer mogelijk is, en waarschijnlijk nog zouden gebeuren. Wat ik deed in de eighties was dus niets. Absoluut niets.”
Het publiek slikte het echter niet. De tour ter aankondiging van de plaat (ze was nog niet uit) zag een grote productie waarbij een afgeborstelde Young en gitarist Nils Lofgren elkaar toezongen in vreemde stemmetjes (u kunt hier een idee vormen). “Ik ben uitgefloten in Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië,… overal. Waar ik kwam, kreeg ik boegeroep. Maar ze hebben me nooit doen vluchten.” En hij trekt een vergelijking met het moment dat Dylan elektrisch ging: “Het publiek was toen kwaad, omdat ze wisten dat eerdere toehoorders ook woest waren geworden. Zo was het ook met Trans: ik droeg die vocoder en ik kreeg boegeroep. Ach ja, het waren de luisteraars die zichzelf zo blootstelden als bekrompen mensen.”
Trans zou niettemin een verdere nagel zijn aan de doodskist die de jaren tachtig voor Young leken te worden. Beledigd door de rechtszaak van Geffen, zette hij zijn voeten nog meer in het zand, en dook hij voor de opvolger van Everybody’s Rocking het countrycircuit in. En daarna ging hij knoeien met holle bombastische eightiesproductie. Het wilde maar niet goed komen, en lang zag het er naar uit dat Neil Young een has-been was, een reliek uit de sixties dat dringend op rust gesteld diende te worden. Het zou tot de dageraad van de grunge in 1989 duren, vooraleer de rocker met “Keep On Rocking In The Free World” en het bijhorende Freedom opnieuw het vuur brandend kreeg.
Het klopt dus: de jaren tachtig van Young zijn te mijden. Maar niet dit Trans, dat een glimp biedt uit een parallel universum waarin Kraftwerk door Don Grungeone werd aangevoerd.
Neil Young & Crazy Horse spelen nu zaterdag 8 juni in Vorst Nationaal. Of er nummers van Trans op de setlist zullen staan is hoogst twijfelachtig.