Geef toe: meestal zijn ze uw geld niet waard, die verzamelaars van uw favoriete groep die u in de winkelrekken vindt. De platenfirma denkt dat enkel singles in aanmerking komen en een artiest zelf is ook al zelden goed geplaatst om eigen werk te beoordelen. Tijd dus dat het eens aan professionals wordt overgelaten, en wie beter dan een team kenners van enola om maandelijks de vijftien beste tracks van een artiest te selecteren. Deze maand: het beste van Hüsker Dü.
1. Data Control
Begin 1982 was Land Speed Record ongetwijfeld een van de wildst om zich heen schoppende platen die je kon vinden. Woeste, chaotische, razendsnelle hardcore die dubbel zo opwindend was als het monotone zootje tough guy-machismo dat dezer dagen onder die noemer gekwakt wordt. 17 songs in 26 minuten, waarvan de laatste vijf en een half ingenomen werd door de 1984-horror van “Data Control”, een primitief beukende lap onheil en nog altijd de langste song die het trio ooit uitbracht (het duizelingwekkende psychedelische experiment “Reoccuring Dreams” uit Zen Arcade buiten beschouwing gelaten). Maar die werd dan wel voorzien van het bezeten vuur dat als een rode draad door het oude werk knetterde.
Hoogtepunt: 3’19”-3’45”: vijfentwintig seconden misselijkmakende dreiging en vervolgens een waanzinnige climax, met het getier van Hart (en even later ook Mould) een existentiële kreet van een individu dat ten einde raad is.
2. Signals From Above
Furieuze brok kabaal van Everything Falls Apart (1983), de eerste studioplaat van de band. Nu ja, amper twintig minuten in originele versie zegt meteen veel over de aard van deze twaalf songs. Is het doorgaans de titelsong die aangehaald wordt als hun eerste pure popsong-in-punkkostuum, dan zweren we nog altijd bij “Signals From Above”, dat zelfs binnen z’n compacte honderd seconden nog ruimte over heeft voor een manische solo van Mould.
Hoogtepunt 0’25” eerst samenspel dat klinkt als een horde buffels dat zich een weg baant door een krakkemikkige stal en vervolgens dat hondsdolle gekeel van Mould: “YOU’RE LIKE A RELIC, YOU’RE LIKE A GHOST!” Kiekenvel, zo opwindend!
3. Diane
En plots werden de songs wat langer en melodieuzer, maar dan zonder die energie en intensiteit te verliezen. En als er iets is dat Hüsker Dü onderscheidt van de vele tijdsgenoten en navolgers, dan is het dat wel. Het trio had niet één, maar twee fantastische songschrijvers en die konden zich volledig laten gaan binnen een formaat dat nooit echt getemd werd. “Diane” was de eerste échte breuk met de woeste hardcore en elektrisch geladen gitaarrock, en een hartverscheurende murder ballad die nog maar eens bevestigde dat de band stilaan naar een creatieve piek toewerkte. En als u dit via Therapy? ontdekte: ook geen probleem, want hun versie, die vermoedelijk een veel groter publiek bereikte dan het origineel, is bijna even goed.
Hoogtepunt 2’15”: “Won’t you come in? Take a ride with me” – Harts stem slaat over.
4. Something I Learned Today
Opener van zowat de beste gitaarrockplaat aller tijden (en ja, ook Nevermind zal nog veel boterhammen mogen eten…). Velen geven de voorkeur aan het wat meer gepolijste New Day Rising, Flip Your Wig of dubbelaar Warehouse: Songs And Stories, maar Zen Arcade (1984) markeert het punt waar de band creatief compleet explodeerde. Op papier is dit samenraapsel met z’n vele invloeden en experimenten een zootje, maar die combinatie van overgave, furie, melancholie en ronduit bezeten spel blijft tot op de dag van vandaag ongeëvenaard. Door die drumroffel en onvergetelijke baslijn is dit er eentje die extra bijblijft, maar we konden er net zo goed een dozijn andere kiezen uit het album.
Hoogtepunt 0’01”: tataratata…
5. I’ll Never Forget You
Dat in een hoekje kruipen en grienen nadat je gedumpt bent door de liefde van je leven, daar hebben we nooit zo veel sympathie voor gehad. Wat makkelijk, en al te vaak goed voor navelstaarderig zelfbeklag. Behalve als het eerst eens voorafgegaan kan worden door een primaire brulsessie, en dat is net wat “I’ll Never Forget You” is: de meest ziedende vaarwelballade uit onze platenkast, een uit z’n voegen barstende brok emotionaliteit van de knokkels-tegen-de-muur-soort, van hopeloze onmacht gecombineerd met hartswoede. Een dodelijke combinatie en hier met onwaarschijnlijke trefzekerheid verpakt in een bom van 140 seconden. De riff, de verontwaardiging, de monsterlijke gitaarsound, de onmogelijk onder controle gehouden oerschreeuw: dit is liefde op z’n meest intens.
Hoogtepunt 0’59”: alsof die hele aanloop nog niet genoeg is. De eerste keer dat Mould het refrein bereikt is een staaltje gebrulde onmacht die enkel nog wordt overtroffen door de agressie van zijn Gibson Flying V.
6. Pink Turns To Blue
Hoewel Bob Mould dezer dagen op wat meer aandacht mag rekenen dan zijn voormalige collega Grant Hart, wordt die laatste door vele fans als de superieure songschrijver beschouwd, en als je naar deze parel luister, dan begrijp je waarom. Hoewel de hardcore hier veraf is, wordt er nog altijd gemusiceerd met scalpels, al zijn de melancholische melodieën en Harts hartverscheurende verhaal van drugsgebruik en dood van een machtig schone pijnlijkheid.
Hoogtepunt 1’08”: de hele song behoort tot het meest memorabele dat het trio op z’n credo mocht schrijven, maar het is de korte solo van Mould die het helemaal af maakt.
7. Eight Miles High
De Heilige Graal van Hüsker Dü en in één weg ook van de Amerikaanse gitaarrock van de jaren tachtig? Toegegeven, het origineel van The Byrds (1966) was al een instant classic, wat het al wat makkelijker maakt, maar de manier waarop Hüsker Dü dit meesterwerk van de vroege psychedelica compleet aan stukken scheurt met de schreeuw van de wanhoop en extase, is van een buitenaardse pracht die ze nooit meer zouden evenaren. Dit is niet meer een song, maar een komeetvlucht, en het moment waarop het trio Mould, Hart en Norton zichzelf volledig voorbij rende met een van de meest geïnspireerde, ontzette en passionele brokken gitaarherrie die we ooit oorden. De sound, debiel incompetent naar de normen van hedendaagse studiofreaks, is een verslavende, alles op z’n weg versmachtende drug, maar het is Moulds losgeslagen zangpartij die het stuk volledig over de rooie doet gaan. Die intensiteit gaat ver voorbij die van Slayer tot op Coltrane-terrein. Machtig, onvergetelijk nummer.
Hoogtepunt: van de rock-‘n-roll. Van de eerste tot de laatste seconde.
8. New Day Rising
Geschifte opener van het profetisch getitelde, gelijknamige album uit 1985. Grant Hart drumt hardcore-gewijs de ziel uit zijn lijf en Bob Mould vindt er niets beters op dan “New day rising”, de enige tekst van dit nummer, sloganesk te zingen en naar het einde toe zelfs uit te krijsen. Hoe back-to-basics hardcore en anarchistisch dit lied ook is na het wat complexer gearrangeerde Zen Arcade, Hüsker Dü kan toch niet verbergen dat ze een gesofisticeerd bandje zijn dat Hart’s tempowisselingen moeiteloos kan volgen en dat precies weet hoe ze een nummer vakkundig moeten opbouwen.
Hoogtepunt 1’48”: Het nummer verandert een laatste keer vlekkeloos van tempo, Mould en Hart krijsen ontspoord en hondsdol door elkaar heen en wij krijgen zin in een heus moshpitje.
9. Celebrated Summer
Het door Bob Mould gepende, uiterst melodische “Celebrated Summer” is een uitstekend voorbeeld van hoe Hüsker Dü de punk een nieuw en ander elan geeft en uiterst breekbare momenten combineert met keiharde rock. Het refrein klinkt bitter en melancholisch tegelijk en stelt de waarde van de in de strofes beschreven vervlogen zomers in vraag, alsof Moulds jeugdherinneringen niets anders dan banaliteiten waren. Halverwege trekt Hüsker Dü het tapijt van onder je voeten weg om enkel maar een akoestische gitaar over te houden terwijl Mould verzuchtend terugkijkt: “Do you remember when the first snowfall fell?”. De productie, de uitgekiende arrangementen en de dynamiek van snoeihard naar vederzacht en terug maken dit tot een bijzonder ongewoon, revolutionair punknummer waar hedendaagse mainstream punkbands nog steeds op teren.
Hoogtepunt 2’09”: Na een gevoelig akoestisch intermezzo bouwt het nummer weer op en de laatste strofe barst opnieuw in volle hevigheid los.
10. Books About UFOs
Misschien wel Hüsker Dü’s vrolijkste nummer op het voor de rest nogal zware New Day Rising, zo vrolijk zelfs dat de aanstekelijke melodie, de oeh-oeh achtergrondkoortjes en de Western-saloon piano allen doen denken aan rock ‘n’ roll rechtstreeks uit de jaren ’50. De tekst vertelt een buitengewoon charmant verhaaltje van een meisje dat de dag tussen haar boeken over UFO’s doorbrengt terwijl de verteller haar van ver bewondert. In de brug sleurt Bob Moulds groezelige gitaar de piano triomfantelijk door de modder en maakt van het nummer niet zomaar een pastiche, maar vooral écht Hüsker Dü. Als punkband pure Chuck Berry rock ‘n’ roll spelen: het toppunt van anarchie?
Hoogtepunt 0’37”: De speelse Beach Boys-achtige achtergrondkoortjes vallen voor het eerst in tijdens het uiterst meezingbare refrein en het dak gaat eraf.
11. Makes No Sense At All
Het meezingmoment van Flip Your Wig, een album dat Mould en Hart voor het eerst volledig zelf geproduceerd hebben. Het verschil met vroeger valt vooral bij dit nummer op. Hart zingt afgemeten melodieuze lijntjes op de achtergrond terwijl het nummer nergens ontspoort en ritmisch stabieler is dan ooit te voren. Het enige anarchistische element zijn de machete-achtige drumsolo’s die af en toe opduiken. Dit nummer is pure ‘60s popmuziek die doet denken aan The Byrds maar dan in een heftig punk-jasje. Hüsker Dü behoorde dan ook tot de generatie punkbands die net zoals voormalige hardcore SST label-genoten Black Flag, Minutemen of Meat Puppets over de grenzen van het punk-genre keek en met andere muziekstijlen durfde te experimenteren.
Hoogtepunt 0’01”: Deze pure pop-rush moet je gewoon de volle 2 minuten en 46 seconden ondergaan, vooral omdat het hele nummer één meezingbaar joekel van een refrein is.
12. Keep Hanging On
Eén van de meest ontspoorde nummers op Flip Your Wig. Het lied kent misschien wel een doodgewone strofe-refrein-strofe structuur – inclusief een obligate, withete gitaarsolo – en echo-koortjes die je bezwaarlijk hardcore punk kunt noemen, maar Hart schreeuwt de catchy melodie zo roekeloos en wanordelijk aan flarden dat het lied een aardige beet krijgt. De wanhopige ondertoon van Harts hees geschreeuwde stem maakt van de schaamteloos romantische tekst eerder een liefdesverklaring van een dolgedraaide stalker dan van een tedere minnaar.
Hoogtepunt 2’30”: Het koortje zingt liefelijk “Keep hanging on” verder terwijl Hart de pedalen compleet verliest en het nummer de vernieling in schreeuwt alsof zijn leven ervan afhangt.
13. Don’t Wanna Know If You Are Lonely
Opnieuw Hart, met een brokje powerpunkpop dat zich zo naast “Celebrated Summer” en “Makes No Sense At All” kan nestelen. Was “Hardly Getting Over It” Moulds triomf op het album, dan haalt deze het nipt (met een halve neuslengte) van “Sorry Somehow”, dat al net zo’n verslavende melodie uit de mouw schudt, maar het moet afleggen tegen de bruisende, haast zomerse sprankel van deze parel. Candy Apple Grey was de eerste plaat van Hüsker Dü die geen sterke vernieuwing of verandering inluidde, maar de aanwezigheid van deze poppracht maakt al veel goed.
Hoogtepunt 0’11”: de zanglijn van Hart, naar goede gewoonte zo verslavend als een zak gepelde pistachenoten.
14. Hardly Getting Over It
Een sleper die tekent voor het hoogtepunt uit het voor de rest nogal wisselvallige Candy Apple Gray uit 1986, hun eerste album voor een groot platenlabel. Hier kijkt Hüsker Dü voorbij de grenzen van hun eigen punk-geluid: de getokkelde gitaar heeft meer weg van R.E.M. op hun allerzachtst (zie de synthesizer-solo), of The Smiths. Bob Mould zingt half fluisterend, zoals een ingehouden schreeuw, zijn tekst over depressie, verlies en een diepgaande, existentiële angst voor de dood. Sommige fanatici schreeuwden moord en brand en zagen dit lied als een knieval voor de commercie maar nu geldt het voornamelijk nog steeds als voorbeeld voor andere post-punkbands: je hoeft niet altijd ongenuanceerd door te rammen om je publiek te entertainen of te raken.
Hoogtepunt 3’25”: Na een korte punky drumkick-break valt een goedkope synthesizer in als troost voor de loodzware melancholie en ingehouden frustratie. Arm in arm met de gitaren sjokt het zich een weg richting outro.
15. Ice Cold Ice
Afkomstig van het uiterst gevarieerde Warehouse: Songs And Stories uit 1987, dat door een resem meningsverschillen tussen Mould en Hart en uit de hand gelopen drugsgebruik het allerlaatste album van Hüsker Dü zou worden. Productioneel gezien heeft Hüsker Dü nog nooit zo gesofisticeerd geklonken en het meezingbare refrein doet verlangen naar zonovergoten festivalweides. Hier hoor je het duidelijkst hoe Hüsker Dü de weg bereidde voor de “alternatieve” rock van R.E.M., Pearl Jam en Nirvana uit het begin van de jaren ’90.
Hoogtepunt 1’13”: Het refrein zet zich een eerste keer in, de melodie gaat de hoogte in en het nummer breekt open als een uitgerekt landschap: het had van R.E.M. kunnen zijn.