Na Heavy Metal Fruit en The Death Defying Unicorn het derde deel van de ‘onnozele titeltrilogie’ van de licht geflipte maar even geniale Noren van Motorpsycho. Dit keer krijgen we vijf nummers op drie kwartier te verwerken. Yup, het is weer zó’n plaat geworden.
Slechts een jaar na het ambitieuze maar slechts half geslaagde dubbelalbum The Death Defying Unicorn dat ze samen met jazzmuzikant Ståle Storløkken, een blazersensemble en strijkorkest opnamen, levert Motorpsycho met Still Life With Eggplant nog eens een ‘regulier’ album af. Sinds het inlijven van drummer Kenneth Kapstad kiest de band steeds nadrukkelijker voor lange, proggy nummers, met uitschieters van om en bij de twintig minuten. Daarbij komt de luisterervaring op plaat steeds dichter in de buurt van wat de heren op het podium uit hun mouw schudden (hoewel songs daar al eens vlotjes over het half uur kunnen gaan). Die meer uitgesproken keuze voor avontuur resulteert in ieder geval in intrigerende en bij momenten zeer fijne luistermomenten, hier en daar de occasionele vlaag van genialiteit maar af en toe ook een falend gevecht met de eigen ambities.
Een nieuwe worp dus, en die trapt onheilspellend af met “Hell, Part 1-3”. Een slepende stonerriff die ontaardt in een Led Zeppelin-achtige stomper trapt deze Still Life With Eggplant op bijzonder knappe wijze af. Neem daarbij nog eens die typische, zwevende, meerstemmige vocalen van Bent Sæther die over de stevige gitaarlijnen zweeft. Hans Magnus ‘Snah’ Ryan tovert ook regelmatig zijn versterker om in een echokamer en levert midden in het nummer een puntige solo van hoog kaliber af. Het lekker dubby einde sluit een heerlijk openingsnummer af. Van de hel belanden we in het lekker zonnige en opgewekte “August” dat een razend knap geconstrueerd thema combineert met een speelse luchtigheid die we al een tijdje niet meer gehoord hebben bij Motorpsycho. Maar het duurt niet lang voor het zomers terrasjesweer omslaat in een koortsige zonneslag, de gitaren een zenuwachtige, trippende fuzzsolo inzetten en de drums zwalpen tussen stevige progritmes en nerveus geroffel.
En het optimisme houdt maar niet op in “Barleycorn (Let It Come/Let It Be)”, dat begint als een klein, pittortesk miniatuurtje maar al gauw aanzwelt tot een razend knappe climax met een zeer hoog meezing-gehalte. Jaja, méézing-gehalte! Maar wees gerust, je kan je zorgeloos wentelen in de naïeve euforie van het nummer zonder dat er een puisterige scout een blok hout op het vuur komt gooien. “Ratcatcher” zet je weer met de voeten op de grond met een lange, aanzwellende intro die plots overgaat in een stevige baslijn die wordt ingekleurd door een mooie gitaarmelodie terwijl Kapstad zijn drumkit een stevige jazzranseling geeft. En dan zijn we vertrokken voor een jam van maar liefst zéven minuten. Nu, het is heel makkelijk om hier je tanden hopeloos op stuk te bijten maar Motorpsycho slaagt erin om deze zeven minuten meesterlijk in te vullen. Vertrekkend van minimalistische trippy jazz die zich gestaag maar toch elegant ontpopt tot een woeste draaikolk van gitaarnoise en bassfeedback alvorens je terug in het thema te sleuren. De lekker laidback outro dient als perfect digestief op deze zware maar hoogstaande plat de résistance. Afsluiter “The Afterglow” doet exact wat op de doos staat maar heeft toch ook een hele fijne, swingende verrassing in petto (more cowbell!)
Het is een groeiplaat geworden maar met Still Life With Eggplant levert Motorpsycho weer een wonderlijke, avontuurlijke en bij vlagen briljante plaat af die, hoewel alle uithoeken van het muzikale universum worden afgereisd, vooral opvalt in consistentie en een permanent hoog niveau. Vooral Kenneth Kapstad voelt zich hoorbaar in zijn hum en is dan ook prominent aanwezig met druk maar geïnspireerd drumwerk. Een van de beter Motorpsycho-releases van de laatste jaren, die vooral uitblinkt in de afwezigheid van zwakke momenten. In één woord: topplaat.