Binnen de hedendaagse Belgische kunstscène zijn er wel meer buitenbeentjes, maar er is maar één Sam Dillemans. Vaak bestempeld als een laatst overgebleven exponent van het expressionisme en als een getormenteerde persoon, was het na zijn laatste tentoonstelling een drietal jaren geleden, stil geworden rond hem. Toen waren het boksers en hun lichamen die door hem vereeuwigd werden, nu keert hij terug met een reeks portretten van literaire persoonlijkheden. Maar we dienen eerder te spreken van scheppende zielen.
Het kasteel van Gaasbeek speelt gastheer voor deze tentoonstelling en dat zegt meteen al heel wat over status en belang. Niet iedereen krijgt een tentoonstelling in een museum, en dan nog in een museum van de Vlaamse Overheid, en zeker niet op een plek die binnen de top-drie zit van de trekpleisters in de Vlaamse Rand. Maar hier zit vermoedelijk ook een mogelijke adder onder het gras.
De tentoonstellingsverantwoordelijken hebben het geheel van de twintig zalen toegankelijk voor publiek, uitgekozen voor de setting van de expo. Dit betekent dat eender welke bezoeker een heel parcours dient af te leggen tussen prachtige wandtapijten, unieke boudoirs, gepolijste meubelen, houten trappen op, stenen trappen af. De tentoonstelling zou vermoedelijk in waarde verminderd zijn indien het ging om een expo van bijvoorbeeld stillevens, en zelfs wanneer het zou gaan om de verheerlijking van lichamen. Maar niet hier, waar het gaat om “koppen”
Naar eigen zeggen is Dillemans een gepassioneerd lezer. Hij heeft de werken van een hele canon aan literaire grootheden onder handen genomen gedurende zijn leven, en hij heeft ze verslonden. Ongeveer 350 (337 om exact te zijn) van deze schrijvers heeft hij in de voorbije drie jaren aan een razend tempo geportretteerd. Maar geen imaginaire portretten, enkel portretten op basis van bestaande foto’s. Daaronder heel wat schrijvers maar ook andere creatieve en originele geesten. Zo komen we in de verzameling ondermeer bokser Joe Frazier, Stan Laurel, Oliver Hardy, Charlie Chaplin tegen, maar ook de vier Beatles, of Jim Morrison. Of sportfiguren zoals Jesse Owens. En componisten waaronder Beethoven en Chopin. Het begrip schrijver is dus ruim te interpreteren.
Er lijkt in de tentoonstelling een culminatie van krachten te zitten. Van één portret over drie portretten, naar vijf, naar zestig, naar meer dan honderd in de toren. Aanvankelijk zijn de portretten ook figuratiever en minder fluks, dan volgt een hele reeks waarvoor Dillemans gebruik maakt van schilderijtjes die hij uit de kringloopwinkel gerecycleerd heeft en waar hij het portret boven schildert, met waterverf. Heel vreemde effecten geeft dit : de oorspronkelijke geschilderde huizen of landschappen schijnen er immers doorheen. In een volgende zaal geven officiële houten kaders een heel ander cachet aan de portretten.Wie in de grote zalen binnenkijkt, merkt de overvloed en herkent met moeite nog de individuen, zo gaan de portretten over in een waas van zwart en wit en grijs
Bedoeling van een expressionist is altijd om het innerlijke van een personage naar buiten te laten komen. Het is duidelijk dat Dillemans een expert in lijnvoering is, hij denkt hier over na, experimenteert, vernieuwt, en probeert zo op een hoger niveau te komen. Hij probeert de geportretteerde los te tillen van de aarde. Hij probeert uiterlijke vorm en inwendige sterkte in elkaar te laten overgaan. Omwille van het gebruik van foto’s of busten botst de methode van Dillemans op haar limieten : zijn voorgangers in de portretkunst de voorbije eeuwen werkten immers met de geportretteerde als levend model. Dat liet toe zelfs in een niet-expressionistische stijl veel van de innerlijke details van het onderwerp vast te leggen. Het gevecht van Dillemans met de verf, dagelijks, ieder uur van de dag, resulteert echter zeker in immens respect voor iedere creatieveling, zelfs bij een bijkomende barrière zoals de bustes voor Griekse schrijvers zoals Socrates en Euripides. Zo legt een bekend portret van Yukio Mishima met een hoofdband met Japanse keizerlijke symbolen, bij ingewijden het verband met diens spectaculaire zelfmoord in 1970, voor niet-ingewijden blijft enkel het beeld van een soort fanaticus overeind.
De tentoonstelling toont door opstelling en gebruik van materialen de emotionele kracht en de doorwrochtheid van de schilder voor zijn onderwerpen. Geen indruk wordt achterwege gelaten om respect af te dwingen voor ieder levend wezen dat ooit geschreven of gedacht heeft op deze aarde. Alleen jammer dat er nog maar enkele levende schrijvers in de reeks aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld Jeroen Brouwers of Ruth Rendell. Gelukkig zitten er nog levende sportmensen tussen zoals Eddy Merckx, en levende muzikanten zoals Leonard Cohen. Maar ook zij schrijven onvergankelijke geschiedenis, en vermoedelijk is het dat wat Dillemans hier wou bewijzen.
Nog tot 16 juni in het kasteel van Gaasbeek, dagelijks open van 10 uur tot 18 uur. Maandag gesloten.