“Waarschijnlijk de meest onderschatte band op deze planeet”, schreef NME ooit over The Veils. Finn Andrews moet er eens stevig over hebben geknarsetand, en vervolgens kop in kas voort geploegd hebben. Het gaat The Veils nog altijd niet voor de wind, maar met Time Stays, We Go komt de groep wel weer uitstekend gewapend aan de strijd.
Waar heeft Finn Andrews de laatste jaren toch uitgehangen? Sinds de tour rond Sun Gangs en het contract met Rough Trade Records afliep, was het stil geworden rond de ondertussen in Londen wonende Nieuw-Zeelander. Zaten The Veils in zak en as? Het leek er even op, zeker toen we enkele jaren geleden van op een stoem gmail-adres werden gecontacteerd of we hun nieuwe Troubles Of The Brain-EP, uitgebracht op een eigen label, niet wilden bespreken. “Even zag het er zelfs naar uit dat we deze plaat niet rond kregen”, vertelde Andrews ons zelfs onlangs. Dikke ellende daar, dus?
Niets miserie. Het duurde dan wel een paar jaar om alles up and running te krijgen, maar The Veils zijn terug met Time Stays, We Go op hun eigen Pitch Beast label. Uit de honderd songs die Andrews de afgelopen jaren schreef werden er exact tien overgehouden die onder leiding van Adam Greenspan met precies de juiste inkleuring aan de band werden toevertrouwd. Goed voor hun vierde straffe plaat op rij.
Eigenlijk heeft Time Stays, We Go maar één probleem; dat het beste nummer helemaal vooraan staat. “Through The Deep Dark Wood” trapt de deur in met een honger die we niet meer hadden verwacht van de immer innemende Andrews; het is een imposant staaltje rocken, waarbij de rest nadien héél even bleek weggetrokken staat. Tot je nog eens luistert. En nog eens. Tot ook de opzwepende, hoekige blues “Dancing With The Tornado” je naar de strot grijpt en het elegische “Show Me The Sign Of Your Love” je onder de huid kruipt. The Veils zijn nooit voor het onmiddellijke geweest; een beetje tijd doorbrengen met deze plaat maakt de liefde alweer groter.
Geen veranderingen dus. Andrews serveert nog altijd de beste songs uit dat spanningsveld tussen The Triffids en Sixteen Horsepower: lichtjes rootsy, soms bluesy en bezeten, maar altijd met een neus voor een aanstekelijke hook. “Pearl” is zo’n aardige popsong als “Advice For Young Mothers To Be” van op Nux Vomica — voorlopig nog altijd de allerbeste plaat van de groep — en ook het uptempo ditty “Turn From The Rain” is instant-meefluitbaar.
Ingetogener is dan weer het ietwat aan Leonard Cohen schatplichtige “Birds”. Het is niet erg. Andrews is de Lenmeister dan wel niet, hij bewijst zich op deze plaat alweer overtuigend als één van de strafste songschrijvers van zijn generatie. Zelfs al zakt de plaat bij momenten even in: “Candy Apple Red” boeit net iets te weinig en het popwalsje “Another Night On Earth” is iets te veel remake van eerder materiaal.
Daar staat dan echter opnieuw “Dancing With The Tornado” tegenover, waarin de band toont hoe essentieel ze is voor Andrews’ songs: volledig in controle houdt ze de waanzin van de zanger in bedwang. Je hoort dat dit meer is geworden dan een begeleidingsgroep, maar echt een band , nu er met de toevoeging van hammondspeler Uberto Rapisardi eindelijk even een stabiele line-up is gevonden. En zeg nu zelf: twee mindere nummers op tien, wat geeft dat? Een acht, jawel.