Koolzaad als power food voor een als Massacre en Slaughter fans vermomde balsturige bende kuddedieren. Afgaande op de affiche, was dat op dinsdag de Brusselse underground venue’s dagschotel. Wie op basis daarvan begrijpelijkerwijze verkoos om zonder eten naar bed te gaan, kreeg ongelijk. Of toch een beetje.
Want de vier bands hun prestaties varieerden van middelmatig tot straf. Zo begon Siamese Queens (naar eigen zeggen vijf voortdurend bezopen Brusselse black metal-fans) sterk aan zijn set door een rist vuige, wilde gitaarrockers op de toeschouwers af te vuren. Helaas hielden deze ketjes dat hoge niveau niet vol. De hondsdolle zanger, vileine gitaarriffs en verrassende tempowisselingen deden aanvankelijk ons punkhart nog wel sneller slaan, maar technische problemen haalden de vaart uit het optreden. Waardoor wij een langgerekte geeuw niet langer konden onderdrukken.
“Der Umlaut gehört nicht zu den Bandname”; terugdenkend aan die sinistere boodschap op de groeps Facebookpagina, zetten we opnieuw een hoge rug op toen Räpe Blossoms aan de beurt was. Het — met Penguins Know Why en The Germans-leden in de rangen — Gentse viertal putte voornamelijk uit hun twee jaar oude debuutalbum Starving Vutures Et 7-Eleven en bracht het er aardig van af. Aardig, want hoewel deze Gentenaars beweren beïnvloed te zijn door Fugazi en The Jesus & Mary Chain, hoorden wij vooral een reeks onderkoelde eighties post punk/no wave-deuntjes. Die werden live dus niet verkracht maar moeten wel de duimen leggen tegen nummers van Mars, Joy Division of A Certain Ratio. En ook Frederikke Hoffmeier aka Puce Mary’s soundscape charmeerde maar bood niets nieuws. Met The Closed Room onder de arm verzorgt Hoffmeier het voorprogramma van Iceage en dat doet ze blatant en luid. Een batterij effectpedalen genereerde diep brommende bassen, knisperende elektronica en flarden rauwe noise; nice, maar beklijven deed het niet.
Een door hoge piefen inderhaast bijeengesprokkelde boysband van de hardcore? Posterboys met nazisympathieën die zo nodig punk moeten spelen? Of vier Deense jeugdvrienden die door het spelen van hun favoriete tunes hun verontwaardiging, angst en woede willen uiten? Ons lijkt die laatste beschrijving van Iceage de enige juiste en wat betreft het laaghartige gespeculeer van de voorbije jaren: het voltallige journaille leest beter eens een boek over tijdmanagement. Waarom er zo veel trammelant rond deze Vikings gemaakt wordt, hebben wij nooit begrepen en na de elfendertigste keer You’re Nothing beluisterd te hebben doen we dat nog steeds niet. Toegegeven, de twaalf nummers op New Brigade’s opvolger klinken zoals moderne punk dat hoort te doen: to the point, roekeloos en boos, op het eerste gehoor chaotisch en nonchalant maar met de precisie van een Stealth-bombardement. Keikoppen van nummers die de luisteraar frustraties doet voelen en die niet hoeven geanalyseerd te worden. Black Flag en The Germs waren hen echter voor én deden dat allemaal beter.
Slecht was Iceages concert daarom zeker niet. Gefocust en tegelijkertijd met het gepaste je m’en foutisme, wroetten zanger-gitarist Elias Ronnenfelt en zijn makkers zich door een intense set die klauwde en grauwde, het publiek van bij opener “Ecstasy” tot de furieus gebrachte afsluiter “You’re Nothing” bij zijn nekvel greep en niet meer losliet. En hoewel nog erg jong toonde Ronnenfelt zich een erg charismatische frontman die een publiek drie kwartier lang weet te bespelen. Want precies zo lang duurde de van feedback vergeven set; kort en krachtig dus, zoals het hoort.
Onze conclusie: punk is bijlange na niet dood en knuffel het genre dan ook niet dood. En dus ook Iceage niet: laat deze prille twintigers in alle rust klooien, experimenteren en op hun bakkes gaan en wie weet bezorgen ze ons nog een klassieker.