“A lot of people make art-rock, but forget to actually rock”, was het motto toen Mogwai zijn eerste stappen zette. Met debuut Young Team herstelde de groep dat euvel met veel overgave. Wat ooit een wat bollebozerig genre was, werd in hun handen een niets ontziende kracht. Post-rock werd opnieuw gedefinieerd.
Het was nochtans niet het moment om in Groot-Brittannië ietwat ongrijpbare muziek zonder strofes noch refreinen te maken, toen gitaristen Stuart Braithwaite en Dominic Aitchison in 1995 samen met drummer Martin Bulloch Mogwai oprichten. We waren halverwege de jaren negentig en Britpop beleefde zijn hoogdagen. Stevige, op dynamiek leunende, hoofdzakelijk instrumentale gitaarmuziek stond niet hoog op de agenda. Niets daarvan echter in Glasgow, waar het drietal John Cummings inhaalde als extra gitarist (Aitchinson verschoof naar bas) en een paar singles opnam. “Tuner” was nog maar een aanzetje: nauwelijks drie minuten lang en met een heldere zanglijn. Maar de kiem zat in de knop, het gitaar- en basspel was al onvervalst Mogwai: het rustigere gitaarwerk van Slint vermeerderd met een emotionelere lyriek en een immer aanwezige, gemoedelijk dobberende bas.
Het was niet nieuw dus. Slints meesterwerk Spiderland dateerde al uit 1991 en had ver onder de radar wel wat rimpelingen veroorzaakt. In volle grungetijd was het echter te obscuur en te ontoegankelijk voor de smaakmakers, zodat de plaat hoogstens de status van “héél goed bewaard geheim” kon worden toegedicht. Maar Mogwai had ze gehoord. En zoveel meer. Naast My Bloody Valentine konden een stel op rockmuziek verzotte Schotten namelijk ook niet kijken. En Sonic Youth was voor een beetje alternatieve muziekfan — zo mocht dat toen nog in alle sérieux heten — ook geen onbekend terrein. En dus leerde Mogwai wat je met volume en gitaren kan doen, ver weg van de platgetreden paden.
Dat was ongeveer de cocktail: die gitaren, veel effectenpedalen en een open geest. Combineer dat met de onstuimigheid van de jeugd (Braitwaithe en Aitchinson waren nauwelijks 21 toen de plaat uitkwam) en je krijgt Young Team, waarop elke zweem van het intellectualisme dat rond de invloeden hing, wegblies, om enkel de essentie over te houden. Spanning. Intensiteit. Kracht.
Van bij de eerste seconden is Young Team al meteen heel erg Mogwai, een beetje spottend en tegendraads. Een vrouwenstem leest een laaiende liverecensie uit Noorwegen voor en dan pas komen die eerste noten: de warme in elkaar draaiende gitaar- en baslijnen van “Yes! I Am A Long Way From Home”, die halverwege uitbarsten in een epische melodielijn, één van de mooiste uit hun oeuvre.
Het was de groep echter niet om iets als schoonheid te doen. “40% Hard/Zacht” omschreef Braithwaite de toenmalige modus operandi later. Mogwai was meester in het beheersen van de muzikale dynamiek en dat komt nergens beter tot uiting dan in “Like Herod”, dat een gemoedelijke zomerwandeling laat ontsporen in een genadeloze uppercut: het soort rammeling dat nooit went en elke keer weer je hart een halve tel doet overslaan.
De kracht van Young Team, en een les die veel navolgers nooit geleerd hebben, is dat die mogelijkheid met wijsheid werd benut. Mogwai blijft niet meppen maar zalft ook meteen weer. “Katrien” — naar het meisje dat hen op Pukkelpop begeleidde — is een basgeleide verkenning die slechts zachtjesaan aanzwelt en opbouwt, “Radar Maker” niet meer dan een kort piano-interludium. Maar dan is er alras weer “Summer” om nog eens stevig uit te halen. Zo golft het album af en aan: hard, zacht, hard, spoken wordsong “R U Still Into It?” met Aidan Moffat,… En dan is er “Mogwai Fear Satan”.
“Fear Satan” is het epische post-rock-equivalent van Piet Huysentruyts “Wat hebben we nu geleerd?”. In dit zestien minuten durende monster komt alles bij elkaar: voortbordurend op één motief stuwt de groep zijn afsluiter van climax naar climax, nu eens woest klotsend, dan weer bedarend of zelfs bijna tot stilstand komend, om daarna opnieuw uit te barsten. En dat net zo lang, steeds maar harder en urgenter, tot het niet meer verder kan en alles weer neerkletst en in de stilte enkel nog een dwarsfluit overblijft.
En daarmee was het handboek geschreven. Mogwai had de regels van wat post-rock uiteindelijk zou worden in steen gebeiteld maar nooit zou iemand — zelfs de groep zelf niet — dit kunstje kunnen evenaren. Daarvoor verloren slaafse navolgers te veel uit het oog dat wat Young Team zo’n overrompeling maakt niet het plotse uitbarsten is maar de emotie die aan de grondslag ligt. Enkel zo kon iets unieks ontstaan: niet uit ratio maar uit een onbestemde buik en een jong en hongerig hart. Zelfs meer dan tien jaar later blijft dit debuut uniek.