Blokhutplaten, het is een genre op zich geworden sinds Bon Iver in 2007 met For Emma, Forever Ago op de proppen kwam. Sindsdien is het bijna een must om elke artiest die het isolement opzoekt aan een vergelijking te onderwerpen. Maar echt goede platen, zoals deze, hebben dat niet nodig.
Indians, zo heet het soloproject van Søren Løkke Juul, een naam waardoor je — in tegenstelling tot zijn artiestennaam — zou kunnen vermoeden dat hij een Deen is. De toekomst ziet er goed uit, want hij weet wat hij wil. Na tien jaar in verschillende bandjes te hebben vertoefd, neemt hij het pad alleen. Daar hoort een album bij, waarbij afzondering geen concept is, maar een middel. Een eeuwenoud trucje, maar misschien vooral in deze moderne tijd een noodzaak. Het plaatje klopt ook: Juul deed zowat alles zelf op Somewhere Else. Schrijven, opnemen, mixen en producen. Beloningen dienden zich aan onder de vorm van een contract bij het Britse label 4AD en voorprogramma’s bij onder andere Beirut, Perfume Genius en Other Lives.
Wie de muziek van Indians niet kent, zou op basis van de bands waarmee hij toerde en het afzonderingsverhaal kunnen denken dat het hier gaat over een traditionele, ambachtelijke singer-songwriter. Niets is minder waar, de akoestische gitaar is veroordeeld tot een bijrol op dit album. Hoewel, het is gevaarlijk om over een bijrol te spreken als je hoort met welk sprekend gemak “I Am Haunted” en “Cakelakers” overeind blijven. Toch is het verschil groot met bijvoorbeeld “Magic Kids”, een etherisch en kil klinkend nummer dat doet denken aan How To Dress Well. Net zoals de meeste nummers is het volledig opgebouwd uit elektronica, met een drumcomputer en verschillende keyboardlaagjes.
Somewhere Else is dus vooral een popplaat en geen folkplaat. Heel dromerig, met een laagje tristesse en veel aandacht voor melodie. In opener “New” bijvoorbeeld lopen de zanglijnen er zo natuurlijk uit dat het lijkt alsof Juul alleen maar op de recordknop moest drukken. “Lips Lips Lips” klinkt als een nummer van Hot Chip waarin het geen beats mocht gebruiken, maar die halverwege toch stiekem laat binnensluipen. In vergelijking daarmee kampt “Reality Sublime” een beetje met een gebrek aan ideeën, waardoor het te vlak en te eentonig klinkt om indruk te maken. Het is gelukkig een uitzondering die we zonder al te veel moeite door de vingers zien.
Hoofdingrediënt doorheen deze drie kwartier is melancholie, de tweestrijd tussen aantrekken en afstoten en de dunne koord tussen hoop en realisme. Dat horen we al snel in “New” (“The letter that you wrote to me, gave meaning to it all”), maar ook in “I Am Haunted” (“You took away the spring in march”) en “La Femme” (“So this is over, but you’re more than a face to me”). In de afsluitende titeltrack spookt de geest van The Antlers, die er ook een patent op hebben om op angstvallig perfect wijze emoties in muziek om te zetten. “All I gotta do is go back, because I lost my heart in a foreign place”. Somewhere Else brengt ons zoals beloofd naar een andere plaats en dat alleen al is een sterke prestatie, in al deze drukte.