Toen Dinosaur Jr. in 2005 zijn eerste reünieconcert speelde in de AB, werden bezoekers uitvoerig gewaarschuwd voor het volume van het trio, wat ook nog eens bevestigd werd tijdens een latere passage in die zaal. Of het te maken heeft met het Schauvliege-effect, geen idee, maar Mascis’ nochtans imposante gitaarmuur werd gisteren danig gekortwiekt. Dat het beslag legde op het concert, zou echter een grove leugen zijn, want de band baande zich anderhalf uur lang en voldoende luid door zijn geweldige discografie.
Het Duitse Camera was al even bezig aan zijn set toen we de volle concertzaal binnen wandelden. Het trio, dat later werd uitgebreid tot een kwartet, kon op aardig wat bijval rekenen met zijn hypnotiserende, instrumentale rock. We zagen zo in de loop der jaren al heel wat bandjes passeren, waarvan enkele nog wat beter, maar de no nonsense-aanpak waarbij de rechtopstaande drummer de leidende figuur was, werkte vrij goed. En fijn dat er geen Dinosaur Jr.-kloon gezet was.
Niet dat er zo veel bands zijn die de sound van de drievuldigheid Mascis-Barlow-Murph weten te benaderen, want daardoor is zijn sound en stijl te idiosyncratisch. Vooral Mascis (vestimentair über-cool in Wipers-shirt) is met z’n geneuzel, gezeur en soms fenomenale gitaarwerk hors catégorie. Hij staat er soms bij als een verloren gelopen sul, wat heen en weer wiegend en een bedankje prevelend, maar als gitarist blijft hij schijnbaar achteloos riffs en solo’s uit het instrument wringen die het beste van hardrock, folk, punk en psychedelica combineren tot een gierende cocktail.
Met I Bet On Sky bracht de band zopas een prima tiende album uit, al zouden de songs gegrepen worden uit een carrière die intussen bijna dertig (!) jaar teruggaat. Met een aanloop die zowel “The Lung” als “The Wagon” bevatte, werd meteen de toon gezet. Murph beukt er op los als vanouds (zo’n stokje breekt heus niet vanzelf), Barlow viel de nek van z’n Rickenbacker aan met een verrassende agressiviteit en Mascis was zichzelf: af- en aanwezig tegelijk, friemelend, scheurend, rotzooiend met een vierkante meter effectpedalen, drie versterkers en zes speakers.
Met “Don’t Pretend You Didn’t Know” en “Watch The Corners” haalde het trio de beste twee songs uit z’n laatste album, maar het werd ook nog gevolgd door het door Barlow gezongen brokje countryrock van “Rude”, met ertussen een prima versie van “Crumble”. Opnieuw viel ook op dat de band live toch een ander beestje is dan op zijn recentste albums: luider, maar ook rommeliger. Mascis duikt wel eens te laat voor een micro op, maakt z’n zinnen niet altijd af, zit er geregeld langs en vergist zich al eens van pedaal, maar de muziek, die leefde, bruiste en raasde.
Wie hunkerde naar songs uit de meest succesvolle periode (toen Barlow en Murph er niet meer bij waren), die werd op zijn wenken bediend met prima versies van “Out There”, “Feel The Pain” en (vooral) “Start Choppin’”, al werden we eigenlijk enkel verrast door de hardcore van “Training Ground”, een korte brok van Deep Wound, de punkband van Barlow en Mascis voor ze Dinosaur Jr. oprichtten. Ondanks een uitstekende songkeuze gebeurde het triomferen vooral met oudjes als “Raisans”, “Freak Scene” en “Forget The Swan” (nog altijd enkele van de mooiste nummers uit de gitaarunderground van de jaren tachtig), terwijl de bisronde met “Just Like Heaven” en een fantastisch “Sludgefeast” het helemaal compleet maakte. Een gedroomde set.
Er vielen niet veel verrassingen te rapen (de band speelde een concert dat zowat identiek was aan dat in de Trix, twee dagen eerder), van communicatie op het podium kon je amper spreken en speelplezier, ook al is dat een vaag begrip, kan je bij een treurwilg als Mascis moeilijk vaststellen, maar de band bracht z’n geweldige songs met verve, waardoor dit een topavond was die zo veel meer werd dan een feestje voor nostalgici.