Herders en herderinnetjes dartelen zorgeloos rond in een utopisch land vol bloemen, fruit en bossen, helder water en een eeuwige zomer. Van achter het struikgewas echter spreekt de heks van Blair een vloek uit over de verliefde koppeltjes waardoor ze verdwalen in onze laptops screensaver en langzaamaan gek worden. Zulk een droomwereld wordt op het debuut van deze jonge Floridianen geënsceneerd en het is er één waar wij graag in vertoeven.
En wij niet alleen want OWSLA- labelbaas Sonny John Moore aka Skrillex aarzelde geen moment om hen een vet contract onder de neus te duwen. En hoewel we zelf geen fans zijn van de mans muziek, moeten we toegeven dat het van lef en goede smaak getuigt om op diens mainstream dubsteplabel een indie-folkalbum van met Friedensreich Hundertwasser dwepende indie kids uit te brengen. Net als de werken van die Oostenrijkse schilders opvallen door een exuberant gebruik van kleur en wild meanderende lijnen, zo grillig is ook Hunderd Waters; tempo- en stemmingswisselingen volgen elkaar immers snel op en we raken de tel kwijt bij al die subtiele details. Nicole Miglis’ etherische, ietwat excentrieke stem, een akoestische gitaar, piano, dwarsfluit en klarinet klitten vanzelf in elkaar met schuimende en bruisende elektronica. De spreidstand tussen arcadische tradities en in neon kleuren oplichtende futuristische klanken levert dan ook elf akoestische nummers die door loops, samplers en synths in hun definitieve vorm worden gegoten.
Elf deuntjes die qua sfeer twijfelen tussen contemplatie en bevreemding en muzikaal schipperen tussen Jazza Jazzists jazz, sixties artrock en Arthur Rubinsteins pianomuziek. En sterk beïnvloed werden door Dirty Projectors, want net als die band draait Hundred Waters zijn hand er niet voor om om moeilijk en aanstekelijk met elkaar te combineren.
Zo drijft het, met witch house-achtige keys ingezette, “…_ _ _…” voort op een dwars en Matmos- alike ritme dat onderbroken wordt door een naar Holy Other knipogend interludium. Waarna naïeve lalala’s de wolkenhemel doen opklaren en de haast euforische finale inleiden. Tijdens het pastorale “Visitor” spelen marimba’s, fluiten en Miglis’ zangstem haasje over maar die frivoliteit steekt schel af tegen de unheimische tekst: “When I hear in him, I freeze. All the cold, cold creeps sweeps over me. And I’ll never see him. But I feel the draft of his dealings”, zo verzucht de zangeres-pianiste. De vriendenkring van dit vijftal zal uit meer dan alleen maar onzichtbare vriendjes bestaan want bewonderaars genoeg bij het horen van het glitchy en als een door het Zoniënwoud galopperend papier-maché paard “Thistle”. Miglis’ tere zangstijl refereert hier afwisselend naar Björk en Julia Holter en het zijn vooral de verrassende en experimentele zanglijnen in elk nummer die deze muziek zo geslaagd maken.
Kortom, deze jonkies leveren een straf debuut af die wild buiten folktronica’s lijntjes kleurt. En als ze in het labyrintische Amerikaanse mediacircus de weg niet kwijtraken, niet te hard gepusht worden door Skrillex en hun authenticiteit bewaren, wacht er hen een mooie toekomst.