We hebben een raadseltje voor u: een Indische jongen, een Bengaalse tijger, een zebra, een hyena en een orang-oetan moeten van in het midden van de Stille Oceaan naar de kust raken. Je hebt één reddingsboot (met riemen), een handleiding om te overleven op zee, wat blikjes water en proviand, wat gereedschap en een rotsvast geloof in drie verschillende religies. Toegegeven, het is een beetje een strikvraag: alle creaties die God in die sloep heeft gedropt veilig en wel aan land krijgen, blijkt onmogelijk, dus probeer je die tijger koest te houden door de zebra, de orang-oetan en vooral die irritante hyena op te offeren. Met een beetje geluk, een ferme dosis verwondering en dat geloof in God, Allah of de 33 miljoen hindoeïstische godheden komt u er wel. Dat is wat Yann Martel in zijn bestseller uit 2001 en Ang Lee in de verfilming uit 2012 u graag willen doen geloven, en warempel, ze slagen er nog bijna in ook: helaas blijkt hun blik iets te naïef om echt te blijven plakken.
Die naïeve blik delen ze met Piscine Molitor Patel (debutant Suraj Sharma), bijgenaamd ‘Pi’ (dat doet minder aan ‘pissing’ denken), een Indiase jongen die zijn heil vindt in drie verschillende godsdiensten. Hij is geboren in de dierentuin van zijn vader, die na verloop van tijd besluit om al zijn beesten te verkopen in de VS en vervolgens in Canada een nieuw leven te beginnen. Tijdens de tocht daarnaartoe laat het vrachtschip waarmee de familie Patel reist het echter afweten in het midden van een storm: de enige overlevenden zijn Pi en de hierboven beschreven beestenstal. (‘Welkom op de Ark van Pi’, voegt de jongen er voor de slechte religieuze verstaander nog even aan toe.) Redding zit er niet meteen in, en zo’n halve zoo aan boord maakt de boel er niet makkelijker op, ook al blijkt zo’n tijger wel handig tegen de ratten. Dat Pi overleeft, weten we van bij het begin van de film, wanneer hij (Irrfan Khan speelt de oudere versie van Pi) z’n verhaal aan een schrijver (Rafe Spall) begint te vertellen: belangrijker is hoe hij overleeft, en de levenswijsheden die hij daaraan overhoudt.
‘This story will make you believe in God,’ zo wordt er u immers weinig subtiel diets gemaakt in de te lange proloog van de film. Met zo’n zinnetje heb je ons doorgaans niet meteen tot een gewillig publiek geronseld; wij staan nogal sceptisch tegenover spiritualiteit in eender welke vorm (nog steeds nachtmerries van de slotscène van The Tree of Life), en wanneer ze het langs onze strot naar binnen willen duwen, beginnen wij spontaan ons mes te wetten om die predikers en hun werk in mootjes te hakken. Gelukkig beschikken Martel en Lee over genoeg wijsheid om niet roekeloos te werk te gaan, en geven ze nu en dan toe dat ook evenwaardige, niet-religieuze levensbeschouwingen tot de opties behoren, en hebben ze niet de neiging om de aanhangers daarvan als goddeloze antagonisten te schetsen. Anderzijds gaan ze er nooit vanuit dat ze je niet zullen overtuigen, maar wij zijn sympathiek en ruimdenkend genoeg om hen dat te vergeven.
Wat wel stoort, is het soms onbesuisde en kinderlijke enthousiasme waarmee Ang Lee – de duizendpoot die zowel Brokeback Mountain als Hulk op zijn naam heeft staan – aan de slag gaat. Wie Crouching Tiger, Hidden Dragon heeft gezien, weet dat Lee zich graag uitleeft met speciale effecten: toen was dat nog een hoop stuntwerk aangelengd met de nodige geut CGI, in Life of Pi gaat de Taiwanese Amerikaan loos met een ferme dosis van die CGI en de inmiddels fameuze derde dimensie. Lee en zijn team verdienen alle lof voor de schoonheid daarvan: The Hobbit wordt een week na zijn release al bijna voorbijgestoken op het gebied van 3D, en het feit dat die tijger helemaal uit de computer komt is minstens even ongelooflijk als het levensverhaal van Pi.
Maar de keerzijde van die digitale medaille laat zich ook voelen: net als in The Adventures of Tintin staat er vrijwel geen maat op de mogelijkheden die zo’n geraffineerde effecten bieden, en de ongeremde manier waarop Lee ze aanwendt, doet de film niet altijd goed. Dat wil niet zeggen dat we gaan muggenziften over de effecten die minder goed gelukt zijn – zo moeten de meeste onderwatertaferelen het afleggen tegen die tijger, in digitale zin – of over de wel erg hectische enscenering van de scheepsramp, maar wel over iets wat veel essentiëler is voor de film en de boodschap die hij uitdraagt. Lee probeert je immers voortdurend deelachtig te maken in de verwondering die Pi ervaart ten aanzien van de wereld. Nu en dan lukt hem dat – vooral die scènes in dat zwembad zijn, hoewel een tikkeltje opzichtig, behoorlijk indrukwekkend – maar wanneer hij het onderwaterleven laat fluoresceren of een eiland op haast Röntgenachtige wijze doorlicht, slaat verwondering om in ietwat misplaatste en soms zelfs sentimentele kitsch. Enfin, wanneer Pi in het water lichtgevende visioenen van zijn moeder krijgt, was hij ons toch even kwijt.
Dat die kadervertelling ook niet altijd even goed werkt – het duurt nogal lang voor we eindelijk op zee belanden en de spirituele zoektocht zijn aanvang neemt, en die love interest doet weinig ter zake – is echter het laatste negatieve dat we over Life of Pi kwijt willen. Lee’s beeldtaal blijft immers ook los van alle digitale toevoegingen bijzonder overweldigend, ook al probeert hij dan van elke scène een visueel hoogtepunt te maken, en de debuterende acteur Suraj Sharma levert een knappe prestatie, temeer daar hij het grootste deel van de film op zijn eentje moet dragen. Ongeveer halverwege zit er een scène waarin hij zijn reisgenoot Pavlovgewijs probeert te conditioneren en zich daarbij, hevig bulderend, de houding van een circustemmer aanmeet: dat zijn rol dan niet in een kluchtige farce vervalt, is misschien het beste voorbeeld van zijn talent.
Dat Lee zich soms vergaloppeert in zijn spirituele ideologie, ontneemt de film echter een groot deel van zijn impact. Toegegeven, onze scepsis tegenover dit soort religieus geneuzel zit daar misschien ook wel voor iets tussen, maar de nogal makkelijke manier waarop de schrijver zich laat overtuigen doet de film wel nog buiten onze ideeën om bijna op een sisser eindigen. Gelukkig is Lee over de gehele lijn bekwaam genoeg als regisseur: als u zich wel onvoorwaardelijk aan de magisch-realistische wereldvisie van dit duo kunt overgeven, zou u wel eens een behoorlijk intense filmervaring in de plaats kunnen krijgen.