Volgens sommige leeftijdsgenoten, luiaards die de wil om nieuw spul te ontdekken zo ongeveer na het verschijnen van Pearl Jams Vs. hebben opgegeven, valt er dezer dagen weinig te beleven op de Belgische en buitenlandse podia. Gelukkig weten we wel beter, want nadat het eclectische sextet [sic] (ontsproten aan Bl!ndman en ook wel bekend als [sic] electric) ons live al wist te overtuigen, volgt nu ook de eerste langspeler, en die mag er zijn. Deel zoveel in het boeiendste Belgische muziekjaar sinds Freddy Sunders toptijd bij het BRT-orkest.
Zeker toen we [sic] in het voorprogramma zagen van het Glenn Branca Ensemble, eind 2011 in de 4AD, stonden we er even met een opengevallen bek bij: de 4 saxen zaten hechter dan ooit, spetterden er gezamenlijk op los met toch voldoende ruimte voor individuele razernij, terwijl de ritmesectie kronkelde, nu eens onvoorspelbaar en met de oncontroleerbare tics van een gewond dier dan weer vertrouwd spelend met donker rollende of verrassend dansbare grooves. Het was alsof de band daar, op dat moment, z’n draai gevonden had en de laatste hand legde aan wat komen ging.
De namen die toen (en de keren ervoor) in ons opdoken, zijn ook nu van de partij bij het beluisteren van de titelloze plaat, al is er meer aan de hand dan een flets afkooksel van voorgangers. De sci-fi geluiden en stompende drums van opener “DiB” doen meteen denken aan Battles maar het is geen aanleiding tot het construeren van een cartooneske Mars Attacks!-uitspatting. Eerder een potig potje punkjazz, met een bas die zo weggeplukt lijkt uit Zu’s Carboniferous. Zo hard, confronterend en moeilijk als het Italiaanse trio wordt [sic] nooit, maar de blaaspartijen, waarbij zowat de volledige saxfamilie betrokken wordt, zijn catchy als de beste 70s soundtracks.
In “MIV” wordt wat meer gelonkt naar de spetterende gekte, inclusief merkwaardige ritmewendingen van X-Legged Sally, maar het wordt allemaal compact en recht voor de raap gehouden. Soms bijna gewoontjes. Door de potige ondergrond doet het nu en dan ook wat denken aan Zorns Moonchild, maar ook deze band reduceren tot een Zorn-acoliet, zou te makkelijk zijn. Het heeft ook wat van de avant-jazz van Hal Russels NRG Ensemble maar de rockinvloed weegt sterker door, wat vooral opvalt in het middenluik van de plaat.
In “IN” wordt een merkwaardig stuk opgebouwd dat zich ophoudt in de zone tussen avant-garde rock en de intro van een flikkenserie, met saxen die een lekker eindje wegblazen alsof ze rechtstreeks overgevlogen zijn uit een of andere klassieke big band. “KiYb” is dan weer een heel ander beest, sudderend in diep basgegrom en met minimalistisch blaaswerk dat pas na verloop van tijd openvouwt tot een slome elegantie die evenveel euforie als doom is. Een indrukwekkend, meeslepend moment, goed om de koppen te laten heen en weer deinen als een in slow motion beukende metronoom.
Het afsluitende “DrN” doet iets gelijkaardigs met een trage aanpak. Komt het wat moeizaam op gang, dan kent het wel een behoorlijk heftig einde, dat de band op z’n bruutst en avontuurlijkst laat horen. Heel even blijft er weinig over van die gestroomlijnde aanpak. Voor wie het allemaal niet zo tegendraads moet, zijn er altijd nog de meer toegankelijke (nu ja, voor onze voormalige vriend uit de inleiding is het vast allemaal te zot) stukken als “M**R” en “N9”, waarin de zes een grotere cohesie vertonen, al is de eindchaos in dat laatste stuk ook behoorlijk intens.
[sic] mankeert vooral nog de explosiviteit van de concerten. Niet dat het een tegenvallend album is, maar het is in die live context dat de originele sound en aanpak van de band het best tot z’n recht komt. Natuurlijk is er ook geen enkele huiskamerbeluistering die een goed concert kan evenaren. Wie iets anders beweert, liegt. Tot u de kans krijgt om [sic] (nog) eens aan het werk te zien, is [sic] echter een degelijk alternatief dat de honger naar meer ongetwijfeld aanscherpt.