Jaren geleden bewierookte Ryan Adams deze Ier als de beste singer-songwriter die niemand kent. Zijn naambekendheid is ondertussen niet noemenswaardig toegenomen, maar aan de kwaliteit van zijn output is evenmin wat veranderd.
Muzikaal is hij een folkversie van Johnny Cash, een zachter besnaarde Nick Drake. Vocaal toont hij verwantschap met Noah & The Whale’s Charlie Fink en I Like Trains’ David Martin. Het blijft verwonderlijk hoe de zoete melancholica van Crowley tegen zijn vijfde langspeler onze radiogolven nog niet overvloeit en hij onze concertzalen niet als headliner doet vollopen.
De pastorale openingssong “Alice Among The Pines” tast nog voorzichtig af en is vooral niet de beste introductie tot het timbre van Crowley aangezien zijn voorzichtige keelstem in de diepe noten te veel op de vlakte blijft. Het verhoogde middenluik geeft al een voorsmaakje van de chanteur die hij is en tegen “The Saddest Song” bloeit hij volledig open. Hij bezingt er zijn métier over zacht glooiende americana, die simpliciteit tot een kunst opwerkt.
Als een contradictie ten opzichte van de vorige track gaat “At The Starlight Hotel” — de light-versie van Nick Cave — nog een stap verder in de tristesse: een ballade die aanvaardend een levensimpasse bezingt tot je met een serieuze knoop in de maag overblijft. De instrumentatie wordt iets zwaarder aangezet, wat Crowley toelaat om meer dimensies van zijn stem tentoon te spreiden. Hevige toonacrobatie zal weliswaar nooit de zijne zijn, maar een troubadour als hij heeft daar ook geen nood aan. Zijn zwaarmoedigheid beoogt immers op geen enkel moment pathetiek of sentimenteel drama.
Crowley wil van I See Three Birds Flying uiteraard geen volledig tranendal maken. Het sfeervolle “The Morning Bells” schakelt tussen statigheid en doorleefdheid en straalt daardoor een soort van hoopvolle rust uit. “Red River Maples”, een ingetogen versie van een Chris Rea-song, is dan weer de ideale compagnon voor een fikse herfstwandeling in de kille buitenlucht waarbij het bloed warm door de aderen stroomt.
Hier en daar laat Crowley nog een steek vallen. Het hoekige refrein van “Fortune Teller Song” haalt de vloeiendheid die zijn werk in het algemeen siert uit de song. Als afluister van de plaat hadden we hem ook graag doorleefder gehoord dan op de statische hoftroubadoursong “September Wine”, die als afscheid niet aan de ribben blijft plakken. Ondanks die paar imperfecties is I See Three Birds Flying toch een atmosferische plaat geworden die menig winterdag zal kunnen verwarmen.