“Don’t stop imagining. The day that you do is the day that you die”, klinkt het in “17”, waarmee Trevor Powers van Youth Lagoon het All Tomorrow’s Parties-festival als geen ander lijkt samen te vatten. Het Britse festival, dat dit weekend in handen was van curator The National, biedt een heerlijke fantasie van de werkelijkheid, zoals die enkel in je stoutste dromen bij elkaar bedacht kan worden.
Wil je een weekendje weg, maar heb je geen zin om de winterse elementen te trotseren in een of andere stad waar van het ene historische gebouw naar het andere gehost dient te worden? In Camber Sands, een onooglijk gat aan de Engelse zuidkust, trekt All Tormorrow’s Parties gedurende een decemberweekend Pontin’s, een vakantiepark dat best omschreven kan worden als een soort Sunparks Light, helemaal uit zijn context en biedt daarmee een fascinerende oplossing voor wie niet tot het terugkeren van het zomerseizoen kan wachten om zich onder te dompelen in een festivalsfeer.
Nochtans kan All Tomorrow’s Parties moeilijk als een doorsnee festival beschouwd worden. Het gebeuren, dat zijn oorsprong vindt in het in 1999 door Belle & Sebastian georganiseerde Bowlie Weekender, biedt een tegengewicht voor de megafestivals en verschafte inspiratie voor nieuwe initiatieven, zoals Deep In The Woods, in eigen land.
Gemoedelijkheid is dan ook het codewoord voor All Tomorrow’s Parties, zeker tijdens deze editie, waarvoor The National het programma samenstelde. En dat geldt niet alleen voor de muziek: zet in je bungalow de televisie aan en je kan de klok rond kijken naar een fijne selectie films, van No Direction Home over Annie Hall tot Apocalypse Now. Tenzij je natuurlijk het grote scherm verkiest: in de bioscoop staan onder meer Casablanca en The Last Waltz op het programma. Boekenwurmen kunnen dan weer in de boekenclub discussieren over Patti Smiths Just Kids. En zo is er nog een heel pak activiteiten — minigolf, iemand? — dat je bijna zou vergeten dat er ook nog bands aantreden op All Tomorrow’s Parties.
Zoals Kurt Vile & The Violaters, headliner van dag één, en door de onverwacht lang uitgevallen reis de eerste band die we te zien krijgen. Sinds zijn vertrek uit The War On Drugs bouwde Vile gestaag aan een solocarrière, waarvan hij nu stilaan de vruchten kan plukken, al is het evenwicht soms behoorlijk zoek. Op zijn best klinkt Kurt Vile & The Violaters als een psychedelische versie van de vroege Mudhoney, wanneer de man echter een akoestische gitaar omgordt, transformeert hij in een saaie versie van The Tallest Man On Earth. Dan liever de laatste vijf minuten Boris, dat voor een muur van versterkers iets doet waar Motorpsycho trots op zou zijn.
Daarna blijkt het muzikaal feestje al afgelopen voor de eerste dag. Scott Devendorf van The National draait weliswaar nog plaatjes voor wie dat wil, maar blijkt — om het voorzichtig uit te drukken — niet bepaald met veel dj-talent bedeeld te zijn. Er vallen meer stiltes dan mixen te horen en de plaatkeuze is minstens intrigerend te noemen: het is veelzeggend dat Fleetwood Macs “Little Lies” het onbetwiste hoogtepunt is van de set. Met gevolgen: de komende dagen zal op de meest gepaste en ongepaste momenten altijd wel ergens een onverlaat het nummer beginnen neuriën of zingen.
Zaterdag, Camber Sands wordt wakker onder een stralende zon. De buren blijken een aangenaam Iers koppel dat zich verbaast over het feit dat er bezoekers helemaal uit België (“such an underrated country!”) afzakken naar ATP. Dat Dublin ruim dubbel zo ver van Camber Sands ligt dan Brussel, wordt daarbij even uit het oog verloren.
Omdat dagen met zon in december te koesteren zijn, en er toch nog geen concerten plaatsvinden voor de middag, laten we de cinema en het lunapark — dat nuchter toch niet echt leuk blijkt te zijn — links liggen en maken een strandwandeling. Een beginnend bandje werkt zich, enigszins onwennig, door een fotoshoot in het felle zonlicht. Hippe vogels met kleine oogjes lopen met koffie dan wel bier door het zand en een café-uitbater heeft de kip met de gouden eieren gevonden: een machine die voor je ogen donuts maakt. Vandaag ligt het paradijs, ondanks de overvloed aan absurde health & safetyregels, in het Verenigd Koninkrijk, zoveel is zeker.
Even treffend als hallucinant voorbeeld voor de regelneverij van de Britten, is het moment waarop een plas kots op het vasttapijt (!) van de grote concertzaal gevonden wordt en een helemaal in kostuum gestoken regelaar, in afwachting van de komst van een andere regelaar met vuilblik (!) en borstel (!), wijdbeens boven de lading plaatsneemt om de festivalgangers te beschermen tegen dit doodenge gevaar.
Gelukkig is dat slechts een vreemd verschijnsel in de marge. Muzikaal werpt The Kronos Quartet je bijvoorbeeld een heel ander universum in. Van Oost-Europees aandoende vioolklanken vergezeld van een vreemde, subtiele beat tot het effectief jachtig klinkende “I’ll Prevent The Hunter From Hunting You”: het kamerensemble weet als geen ander een sfeertje te creëren waarbij onrust de boventoon voert en zelfs de schreeuwlelijk die beneden in de pub de muziekbingo aan elkaar brult als een luchtige verademing voelt.
Puzzle Muteson van zijn kant blijkt het verre neefje van Perfume Genius te zijn, zij het dan met een akoestische gitaar waarmee de jongeman tokkelend liedjes laat weerklinken die wedijveren om de status van meest broze songs. De wonderlijke wintermuziek wordt echter voor een nagenoeg lege zaal gebracht. Het is duidelijk etenstijd en aangezien je hier zelf je potje kan koken (versta: diepvriesgerechten van £1.49 opwarmen in de microgolf), staat een groot deel van het publiek ook effectief meermaals per dag in de keuken.
Gelukkig weet Michael Rother wél volk op de been te brengen. De Neu!-, Harmonia- en kortstondig Kraftwerkoudgediende zorgt voor hypnothiserende krautrockklanken die met hun retro-futuristische inslag zowel blits als nostalgisch klinken. Een eerste muzikale hoogtepunt voltrekt zich tijdens de set van de Duitser, die ondanks zijn gezegende leeftijd, prima past tussen de overwegend jonge bands die dit weekend verzamelen blazen.
Neem Dark Dark Dark, een van de revelaties van de voorbije jaren, dat zich hier eveneens laat gelden als aankomend talent om rekening mee te houden, met de melancholie van “Without You” als kippenvel veroorzakend piekmoment. Aan Wild Beasts vervolgens de eer het publiek de nacht in te loodsen, met de uitvoering van Smother, een album dat vorig jaar op zowat algemene loftuitingen kon rekenen, maar toch net iets te licht is om een leek in vervoering te brengen. “Deeper” blijkt daarbij het kantelmoment te zijn waarop het wegdromen omslaat richting deprimerende stemming.
Op zich hoeft dat geen drama te zijn, in aanloop naar de weirde wave van Suuns op het andere podium, is dat misschien zelfs een aanrader. Speelde het viertal vorige week op Sonic City nog enigszins met de handrem op, dan mogen vandaag alle remmen los. Ook nu staat opbouw centraal, maar ditmaal worden climaxen niet geschuwd. “Gaze” is zo’n zinderend hoogtepunt, met Richard Parry op extra gitaar: “what the fuck happened” klinkt het zelfs een beetje verbaasd na afloop van het nummer op het podium, en die uitspraak klopt nog ook: hier overtreft Suuns zichzelf geen klein beetje. In het afsluitende “Up Past The Nursery”, dat met woest kolkende beats uitpakt, druipt het zweet van de muren en lichamen, maar: wat een prestatie.
Aan Declan Allen om de juiste plaatjes op te leggen vanavond. Ondanks een scherpe start — Kraftwerk! Twee nummers zelfs! En de mensen dansen! — blijkt ATP niet de place to be voor feestelijk afsluitende dj-sets. Nochtans wil je als publiek na een dag op dit festival niet liever dan ’s avonds de benen losgooien zoals dat bijvoorbeeld gebeurt op Hindu Nights. Daar ligt voor de organisatie nog gat om op te vullen, want met dit soort chirofuiven anno 1994 zit er niet veel anders op dan in je chalet je eigen feestje te bouwen, wat niet noodzakelijk door iedereen als een goed idee ervaren wordt.
Dag 3
Licht in de benen, slap in het hoofd, maar dat laat, zelfs in de winter, een beetje festivalganger niet tegenhouden om te gaan kijken wie toch die Yellowbirds zijn die de grote zaal mogen openen. Het Amerikaans viertal maakt vandaag zijn Brits podiumdebuut, met de knik in de knieën. Valse starts, technische problemen; als er een checklist bestaat van wat mis kan lopen tijdens een concert, dan kan Yellowbirds flink wat vakjes afvinken. Maar desondanks brengen de Texanen het er opperbest van af en worden de songs van The Color als een verleidelijke collectie muzikaal goud de zaal in geslingerd. Denk Girls, denk zo nu en dan The Bewitched Hands, maar laat je vooral verrassen door de muzikale schattigheid van deze band.
Youth Lagoon verrast ook, zij het in negatieve zin. Met The Year Of Hybernation heeft het project van Trevor Powers immers een van de platen van het afgelopen jaar gemaakt, maar live lijkt het deze keer niet te lukken, in tegenstelling tot het concert in de Botanique in het voorjaar. Enkel in de staart van de set, wanneer “17” en “Montana” hun opwachting maken, is de bevlogenheid van het debuutalbum ook live waar te nemen.Dan maakt Wye Oak meer indruk, door popmuziek te spelen die zo nu en dan een weerhaak in je oor slaat. Mocht Fleetwood Mac vandaag beginnen en zin hebben in avontuur, dan kwam de band waarschijnlijk met “Take It In” op de proppen.
En dan is het plots zover: nadat de bandleden drie dagen lang her en der gespot werden terwijl ze concerten bekeken of gewoon wat rondlummelden, staan ze plots samen op dat lage podium in die vreemde zaal, die, ondanks aanwezigheid van een geluid- en lichtinstallatie, nog altijd niet als een concertzaal aanvoelt: The National. Daarmee doorbreekt de band eindelijk de stilte die al een tijdje rond het gezelschap hangt. Met High Violet trad de band ruim twee jaar geleden tot het legioen van grote bands toe en het is vol spanning wachten op de opvolger van die plaat.
Het nieuwe “I Need My Girl” doet het beste vermoeden voor dat album. Hoewel het een heel ingetogen nummer is, is het The National op zijn best: ontroerend, lichtjes droef, maar vooral heel mooi. En: in staat om het publiek muisstil te krijgen. Een prestatie, gezien het salvo dat de band in het uur voorafgaand aan “I Need My Girl” op het publiek heeft afgevuurd. Vanaf akoestische opener “Lola” — zo nieuw dat Matt Berninger een tekstvel binnen handbereik heeft — wordt een sfeer gecreëerd die publiek en band naar een collectieve extase tilt: via “Mistaken For Strangers” gaat het naar “Anyone’s Ghost” en voor je beseft wat er gebeurt, bouwt de band almaar verder op, tot de hoogtepunten zich aaneen blijken te rijgen.
Van de ingehouden magie van “Slow Show” over een furieus “Abel” tot een ontroerend “Sorrow” — wellicht het mooiste nummer dat dit weekend op een podium gebracht wordt –: The National maakt, bijna moeiteloos, duidelijk dat het een band is die uitgegroeid is tot een festivalafsluiter. Maar zelfs met die status kan The National nog steeds, net als tijdens de periode vlak na High Violet, zijn sets afsluiten met een onversterkt “Vanderlyle Crybaby Geeks”, waarbij zelfs wie helemaal achteraan de zaal staat Berningers stem uit de massa kan onderscheiden als de bron van het kippenvel.
Hoewel All Tomorrow’s Parties zeker niet het perfecte festival is — wie heeft ooit gehoord van security die komt vragen om recht te gaan zitten? –, is het wel een geniaal concept met, in dit geval, een fantastisch weekend tot gevolg. Jezelf tussen twee vermoeiende en bij momenten beangstigende boottochten in — is het écht de bedoeling dat je de horizon soms verticaal ziet? — een weekend lang onderdompelen in een weldadig bad van muziek, film en de vergane glorie van een fascinerende plaats als Pontin’s, is met weinig te vergelijken. Volgend jaar, in de zomer nog wel, vinden opnieuw twee edities van All Tomorrow’s Parties plaats. Wij boeken alvast een plekje op de ferry.