Ooit was A Place To Bury Strangers een kracht die dreigde een vurig spoor te trekken door muziekland. Drie platen later kan het drietal live zelfs geen fakkel meer in de fik krijgen, zelfs al maakt de decibelmeter overuren.
Nauwelijks vijf jaar geleden was het dat A Place To Bury Strangers de niet te onderschatten ruggensteun van het machtige Pitchfork.com achter zich kreeg. “The loudest band in New York” werd getoeterd, en de wereld luisterde. Terecht. A Place To Bury Strangers mocht voor zijn doemerig en noisy geluid dan zowat alles bij The Jesus & Mary Chain en Joy Division hebben gepikt; wat ze afleverden was met dank aan de hedendaagse techniek zo verschroeiend hard en imposant dat oren en knieschijven flapperden. Dit was de perfect storm die we toen konden gebruiken.
De wereld veranderde echter, en A Place To Bury Strangers bleef stilstaan. Een tweede album werd een derde, optreden na optreden passeerde, en meer en meer werd duidelijk dat het niet meer werd dan dit. Het optreden maandagavond in de Botanique was niet meer dan een zoveelste nagel in de doodskist van deze belofte.
Zelden immers concerten meegemaakt die tegelijk zo luid en toch zo lauw waren. Terwijl de decibelmeter pieken tot 111 db (!) noteert, is de indruk er één van een langgerekte geeuw. Alsof het de groepsleden allemaal geen flikker uitmaakt, wordt er een mismoedig potje van gemaakt. “To Fix A Gash In Your Head” lijkt vroeg in de set nog even geweld te voorspellen, maar dat wordt niet lang aangehouden. Goed, een volgend nummer eindigt in feedback, wanneer Oliver Ackerman zijn gitaar bewerkt met een stroboscooplamp, instrumenten worden weggesmeten en mismeesterd; maar toch: het maakt weinig indruk. De decibelmeter registreert error; en zo klinkt het ook.
Een lichtpuntje is er met “Keep Slipping Away” , waarvan de herkenbare melodie afsteekt tegen het rommeltje vooraf. Dit is waarom A Place To Bury Strangers vijf jaar geleden zo indrukwekkend was, maar de groep lijkt niet echt bekommerd om het maken van zo’n punt; er wordt slordig gespeeld met “als het niet klinkt dan botst het maar” als adagium. En dus mag bassist Dion Lunadon ook al eens de zang voor zijn rekening nemen; geen goed idee.
Vlakaf: A Place To Bury Strangers is langer blijven hangen dan het welkom is. Wat ooit verfrissend en imposant klonk, is door eigen handen verworden tot chaotische herrie die niet langer boeit. Als je zelf zo duidelijk maakt dat je het eigenlijk niet meer serieus neemt, dan moet je niet verbaasd zijn als je publiek ook afhaakt. Wij zitten niet eens meer te wachten op een herkansing. De vijftien minuten hebben lang genoeg geduurd.